Straten Buggenhout

Ben je op stap in ons mooi Buggenhout, hier vind je meer uitleg over de keuze van de straatnaam en/of de betekenis.

Selecteer uw straat:

Achter de Boskapel

Achter de Boskapel

Nabij de Boskapel is er rechts en doorheen het bos een weg die de Kasteelstraat verbindt met de Kapelbaan. Het gebruik van de weg werd echter beperkt om de rust in het bos te vrijwaren. Een bosbareel belet het gemotoriseerd verkeer zich daarlangs naar de Kapelbaan te begeven. Toch is het de enige weg die toelaat een recent gebouwd buitenverblijf, waarvan de toegang zich juist achter het hekken van het kapeldomein bevindt, te bereiken. Dit buitenverblijf kwam er ter vervanging van een woning die circa 1925 werd opgericht als woonst voor het personeel van de nabijgelegen Kapelhoeve. Aan die functie kwam voor de vroegere woning een einde toen de Belgische Boerenbond in 1934 besloot de exploitatie van de Kapelhoeve in privaat beheer te geven.

Aangezien er voor de straatnaamgeving geen geschikt toponiem aanwezig is en ter plaatse van het huidig buitenverblijf het vroegere bos pas tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gerooid, kan men zich slechts laten inspireren door de ligging van de toegangsweg.

Daar de omgeving niet in aanmerking komt voor bijkomende bebouwing, de Boskapel een grote bekendheid geniet, en iedereen het aanwezige buitenverblijf de villa achter de Boskapel noemt, menen we dat er weinig bezwaar kan rijzen wanneer men tegemoet komt aan die volkse uitdrukking en Achter De Boskapel ook een officieel tintje wordt gegeven.

Achterdenken

Achterdenken Meer info volgt...

Achterdenkenweg

Achterdenkenweg

Langs deze zijstraat kwam circa 1775 de vroegste bebouwing in het Achterdenken. In de zeventiende eeuw bestond er reeds een huysstede Achterdincken langsheen de Bosstraat. We vinden het oprecht jammer dat we de omgeving, nu zijstraat geworden, een nieuwe naam moeten toekennen. Links langs de straat was er het toponiem de Holbeeck en rechts kende men den Langen Put en den Wolfsganck. Daar men de naam Achterdenken wenst te behouden voor het wijkgedeelte met de meeste bebouwing en we de boerderij langs de zijstraat moeilijk uit het Achterdenken kunnen lichten biedt Achterdenkenweg hier een ideale oplossing.

Adolf De Landtsheerstraat

Adolf De Landtsheerstraat Meer info volgt...

Affligem

Affligem Meer info volgt...

Akkerstraat

Akkerstraat

De Akkerstraat ontleent haar naam aan het toponiem “Den Akker”.  Het is een straat met een relatieve jonge bewoning. In 1930 telde de Akkerstraat nog maar 4 huizen.

De begaanbaarheid hing in grote mate af van het weer en de seizoenen.

En toch ligt hier misschien de wieg van Opdorp. De plaats “Den Akker” was een zone die aanzienlijk vroeger werd verbouwd dan plaatsen als “Hoogweg” of zelfs als “Kouter” waar het veel langer heidegrond bleef.

Aan het laatste stuk vóór de aansluiting met de Holstraat, ligt de linkerkant een stuk lager als gevolg van het dempen van een vroegere omwalling. Bij diep ploegen worden nog geregeld stenen brokstukken naar boven gehaald …overblijfselen van het Kasteel/laathof “Hof ten Beveren”

Wat weinigen ook weten is dat het wegje dat de verbinding vormt met de Houtenmolenstraat luistert naar de poëtische naam: Vogelsanckstraetje

Bareeldreef

Het verbaast ons dat de bebouwing langs de dreef in het bos tot heden bij de Bosdreef werd gerekend. Tijdens een bespreking in de gemeenteraadszitting van 5 november 1971 noemde men deze dreef reeds Bareeldreef. Ook op een paar in onze gemeente verspreide publicaties vonden we die naam vermeld.

De dreef, van Bosdreef tot Peizegem, begrenst verscheidene zones met evenveel verschillende toponiemen. Dat belet niet dat ook wij de naam Bareeldreef verkiezen. Tijdens het Oud Bewind, toen het bos nog privaatbezit was, stonden her en der afsluitingen opgesteld om het verkeer met voertuigen te belemmeren. De naam Bareeldreef roept echter meer herinneringen op aan de enorme moeilijkheden die onze ouders en grootouders werden berokkend tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Mogen we eraan herinneren dat van het begin van de Duitse bezetting ons land werd ingedeeld in drie zones:

 

  • het Spergebied, in de omgeving van het IJzerfront ;
  • het Etappegebied, waar de Duitse soldaten kwamen inkwartieren na aan het front te zijn afgelost;
  • de rest van het land, dat onder de bevoegdheid viel van het Generaal Gouvernement.

Heel Oost-Vlaanderen, en bijgevolg ook Buggenhout en Opdorp, behoorde tot het Etappegebied, waarvoor een veel strengere reglementering werd uitgevaardigd dan voor het Generaal Gouvernement met o.a. de provincies Brabant en Antwerpen. We woonden aan een kunstmatige maar grondig bewaakte grens die het overbrengen van goederen en levensmiddelen uiterst bemoeilijkte. Daar de dorpen Merchtem, Opwijk, Steenhuffel, Malderen, Lippelo en Sint-Amands tot het Generaal Gouvernement behoorden werden Buggenhout en Opdorp nagenoeg geïsoleerd.

De verordening van 21 december 1916 bracht alleszins geen soelaas. Toen herinnerde men onze gemeentelijke overheden eraan dat alle wegen en straten naar Brabant dienden versperd te worden en voorzien van slagbomen om ieder wagenverkeer onmogelijk te maken. Er werd een uitzondering gemaakt voor de Kasteelstraat. Wellicht was toen de bomenroof in het bos – alleszins reeds aan de gang in september 1916 – de voornaamste reden voor deze uitzondering. De Bareeldreef daarentegen was te versperren en de aanwezigheid te Buggenhout van een Forst-Kommando, met de gevreesde Feldwebel Pipper, stond ervoor borg dat de richtlijnen consequent werden gevolgd. Vermoedelijk dateerden de restanten van de bareel die we tijdens onze jeugd nog meermaals hebben gezien, ook uit 1916. Die bareeloverblijfsels bevonden zich halverwege de twee bochten van de dreef die destijds gemeenzaam Krommenelleboog en Draaiboom werden genoemd.

De naam Bareeldreef zal dan ook herinneringen blijven oproepen aan een periode waarin onze voorouders zich de zwaarste beproevingen moesten laten welgevallen.

Beekstraat

Begijnenweg

Achteraan langs de Brandstraat is er rechts een zijweg die, nagenoeg evenwijdig met de Dammekensstraat, de Brandstraat verbindt met de Reigersweg naast de spoorweg. De weg volgt over bijna de volledige lengte het tracé van een zeer oude veldweg die in 1690 nog door de Brantbosschen liep om toegang te verlenen tot de daarachter gelegen akkers. In onze wegenatlas van midden vorige eeuw werd de weg nog vermeld onder de naam Beekveldweg, alhoewel het toponiem Beeckveldeken sedert de aanleg van de spoorweg langs deze weg niet meer kon worden bereikt.

Aangezien de betrokken weg reeds meer dan anderhalve eeuw een andere functie heeft en verwarring met Beekstraat dient voorkomen, gingen we na welke landerijen nu nog via deze weg kunnen worden bereikt en onder welk toponiem zij destijds waren gekend.

Dit gaf volgend lijstje van namen: den Brant, Brantbosschen, Begijnstuck, Everstuck, Bosvelt, Perrebosken en den Boucht. Buiten de Brantbosschen was Begijnstuck het grootst in oppervlakte (meer dan zes dagwand). De andere percelen waren aanzienlijk minder belangrijk of zijn tegenwoordig het gemakkelijkst via de Reigersweg te bereiken.

In 1690 was het Begijnstuck voor de ene helft eigendom van de erfgenamen Van Wassenhove en de andere helft was in bezit van Pieter Moens. Beiden waren met elkaar verwant en mogelijk waren zij ooit erfgerechtigden van een vrome dochter wiens identiteit nog niet werd achterhaald. Dit mag echter geen reden zijn om, in navolging van de talrijke straten die werden genoemd naar de zone waar zij naartoe leidden, er zich van te weerhouden hier de straatnaam Begijnenweg toe te kennen. Ons kan het alleen aansporen om eens de naam van de vroegere begijn weer te vinden.

 

Bellebos

Tamelijk achteraan langs de Hanenstraat is er links een zijweg waarlangs men, op ongeveer 125 m van de Hanenstraat, in 1941 een eerste woning oprichtte. De weg, die hoofdzakelijk door landbouwers wordt benut, loopt grotendeels door percelen die langs het westen door de Rotbeek en langs het oosten door de Hofkwartierbeek worden begrensd. Anderhalve eeuw geleden werd de weg reeds Rotbaen genoemd en aldus opgenomen in de wegenatlas, omdat hij toeliet ‘t Roth te bereiken.
De naam ‘t Roth betekent gewoon : gerooid bos of ‘t gerooide waaruit ook rode ontstond. Het is een vaak voorkomend toponiem in onze bosgemeente dat wordt gebruikt voor een nieuwe straatnaam te Opdorp en waarvan reeds vroeger het enigszins vervormde Roodbos werd afgeleid.
In dit geval dwarst de veldweg voorbij ‘t Roth een aftakking van de oude kerkweg, waardoor behalve ‘t Roth ook de uitgestrekte zone van den Bellebosch wordt bereikt.
Om verwarring te voorkomen met een andere nieuwe straatnaam liet men zich hier voor de naamgeving inspireren door het vier bunders grote Bellebosch of de zone die aansluit bij ‘t Roth en eveneens tussen de Hanenstraat en de Breemstraat is gelegen.
Ter verklaring van de naam kunnen we hier nog vermelden dat Bellebos een samenstelling is van belle en bos, waarin belle de betekenis heeft van balie, afsluiting of hekken. Waarschijnlijk bevond zich ooit aan de achterzijde van de Bellebosschen, of op het uiteinde van de Breemstraat die het toponiem begrensde, een belle die de toegang tot ‘s Heerenbosch verhinderde.

Bergveld

Berkenveld

Beukenstraat

Biesten

Deze straatnaam werd toegekend aan een baantje aan het einde van Driehuizen. Samen met de verlenging ervan bakent het een zone af die reeds eeuwen gekend is onder het toponiem Biesten. Men zou dit gebied ook kunnen lokaliseren als gelegen in de hoek gevormd door de Dam- of Klaverbeek en de Lippelose Kasteelbeek. Van het gebied was zelfs een zeer klein gedeelte gelegen aan de overzijde of langs de noordkant van de provinciale steenweg Dendermonde-Mechelen.

Vermoedelijk duidde men met de naam Biesten ooit een zone aan waar biezen groeiden. In dat geval zou het ter plaatse zeer zure grond zijn geweest. Met zekerheid weten we slechts dat het gebied van de Biesten in 1572, toe het twintigste penningcohier van Opdorp werd opgesteld, voor 45% bestond uit weiden, 30% uit bos en dat 20% werd bewerkt als akkerland. Voor de ontbrekende 5% werd geen verklaring gegeven. Misschien werd dat gedeelte ingenomen door voetwegen en sloten. Het vele grasland en de aanwezigheid van beken in de buurt kunnen anderzijds moeilijk de stelling ontkrachten dat in deze uithoek van Opdorp biezen groeiden. Volgens de Ferrariskaart van Opdorp, opgesteld tussen 1771 en 1778, was de zone van de Biesten, en ook van de aanliggende Manhouten, toen reeds volledig ontbost.
Eerlijkheidshalve moeten we hier ook vermelden dat het verlengde van de bebouwde Bieststraat (slechts 110 m lang) over een lengte van circa 360 m de grens vormt met Lippelo en dat we dit gedeelte reeds vermeld vonden onder de naam Sporkstraat. Mogelijk kende men die naam vooral te Lippelo, maar werd hij op het recent stratenplan van Sint-Amands (waarmee Lippelo fusioneerde) niet weerhouden wegens het ontbreken van enige bebouwing. Ook kan men Sporkstraat hier moeilijk in overweging nemen omdat die naam reeds werd toegekend aan een zijstraat van de Kalkenstraat waar men toponymisch geen andere keuze had.
Daar een groot gedeelte van de Biesten slechts langs deze weg bereikbaar is, lijkt ons de naam Biesten volledig verantwoord en zal deze bijkomende straatnaam, zeker te Opdorp, gemakkelijk worden geassimileerd met de akkers in de omgeving.

Blakkewei

Deze zijweg bevindt zich tamelijk vooraan en links langs de Molenstraat tussen de percelen Sectie E nummers 54 en 56. Midden vorige eeuw werd hij in de wegenatlas opgenomen onder de naam Blakkeweyweg. Hoogstwaarschijnlijk gebeurde dat omdat de weg volgens onze landboeken van 1775 en 1690 vanaf de Molenstraat toegang verleende tot een 344 roeden groot perceel dat toen bekend was als de Blackeweij, alhoewel het ook bereikbaar was langs de Heibaan, op de grens met Lebbeke.

In 1690 werd dit perceel reeds verbouwd maar voortgaande op de naam vermoeden we dat het ooit een goed effen weide was geweest die schril afstak met de minder vlakke heidegronden in de omgeving.

Daar men volgens de geldende onderrichtingen voor de naamgeving van straten bij voorkeur moet putten uit de gegevens van de plaatselijke geschiedenis of de toponymie, kan men slechts stellen dat onze voorzaten reeds anderhalve eeuw geleden aan die voorwaarde tegemoet kwamen.

Blauwselstraat

De straat die in onze dagen naar het nieuwe kerkhof te Opstal leidt, bleek in vorige eeuwen voor de landbouwers overbodig om de uitgestrekte Varentkouter te bereiken. Op de wegenatlas van midden vorige eeuw is er ter plaatse nog geen weg te bespeuren. Vermoedelijk kwam de buurt pas in de jaren zeventig van voorgaande eeuw in aanmerking voor bebouwing, met spoedig een viertal bescheiden arbeiderswoningen als resultaat. Die huizen rekende men toen uiteraard tot de Broekstraat.

Omstreeks de laatste eeuwwisseling toen het straatje nog een doodlopend steegje was, verwierf het plots naam als Blauwselstraatje. Voor de ingewijden betreft het een spotnaam, maar die naam getuigde anderzijds van een zekere solidariteit en onderlinge samenhorigheid van de bewoners.

Vooral in kleine gemeenschappen was men destijds erg aan elkaar gehecht. Zo bestond in sommige gewesten het weinig kieskeurig gebruik om gedurende enkele nachten charivarifestivals te organiseren : een soort ketelmuziek om een pasgetrouwde erop attent te maken dat de buurt zich niet goedschiks een en ander liet welgevallen. Voor de betrokkene betekende het meestal een schande van zeer voorbijgaande aard. Te Opstal daarentegen verkoos de buurtschap een duurzamere vorm van protest. Wanneer op een huwelijk wat viel aan te merken dat niet door de beugel kon, werd de eerste huwelijksnacht verzamelen geblazen, de blauwselborstel bovengehaald en de gevel van het jonge paar een kleurtje gegeven. Die kleur herinnerde de bewoners er permanent aan dat hun schandelijk gedrag niet op enig mededogen van de medeburgers hoefde te rekenen. Voor eventuele voorbijgangers was het bovendien een signaal dat rechtschapenheid niet straffeloos kon worden overtreden. Wellicht was er ook in het Blauwselstraatje ooit iemand in de fout gegaan, waardoor het bij de bevolking onder die naam werd bekend. In een verdere identificatie zijn we niet meer geïnteresseerd. Dat men voor een aparte naamgeving aan de straat ook een beroep doet op een gegeven uit de plaatselijke folklore is echter positief. Het onderstreept niet in het minst de diepere aard van de vroegere bewoners van Opstal : eenvoudige maar oprechte lui die het voor elkaar opnamen en niet duldden dat iemand onder hen enig onrecht werd aangedaan. Ze onderdrukten of verborgen hun gevoelens niet uit eigenbelang, maar deelden onvoorwaardelijk vreugde en verdriet. Op die ingesteldheid mogen hun nazaten prat gaan. Door de officiële erkenning van de naam Blauwselstraat zullen dergelijke eigenschappen voor de vergetelheid worden gespaard. Het is overigens een naam waarmee men te Opstal voldoende vertrouwd is en die voor de situering niemand voor problemen zal stellen.

Blijdorpstraat

De zijstraat begint in een flauwe bocht van de Beukenstraat, ongeveer halverwege het kapelletje en de Mandekensstraat. Bij de aanleg, in westelijke richting, werd dankbaar gebruik gemaakt van de riolering van de Rotbeek, waardoor er voor de nieuwe straat minder gronden dienden te worden opgeofferd.

Waar we nu de straat weten was voorheen een ongeveer 13 ha groot beukenbos, waarvan in 1690 toch reeds 5,5 ha was gerooid. Op twee kleine perceeltjes na was geheel de zone, met als toponiem den Beuckenbosch, nog eigendom van de adellijke familie de Bournonville. Pas in 1776 zou de familie ze verkopen samen met haar heerlijkheid te Buggenhout. Het was dan ook naar de naam van dit bos dat de aanliggende straat of de Beukenstraat werd genoemd.

Toch liet ons gemeentebestuur zich hier voor de naamgeving aan de bijkomende straat niet inspireren door de vroegere plaatsnaam. De Koninklijke Commissie van Advies voor Plaatsnaamgeving laat immers ook toe te putten uit het plaatselijk cultuurleven en de volkskunde. We interpreteren dat men daarbij eventueel ook het maatschappelijk of sociaal leven van onze gemeenschap mag betrekken. De nieuwe straat leidt nagenoeg uitsluitend naar de gebouwen van Blijdorp. Dat zal voorlopig zo blijven, want voor gewone woningen rest er geen plaats. Daar Blijdorp een instelling is die voor haar streven toch alle lof verdient, vormt een Blijdorpstraat te Buggenhout allicht een kleine vorm van erkenning voor de vele inspanningen die er reeds werden opgebracht tot voordeel van onze gehandicapte kinderen. Blijdorpstraat zal niemand moeilijkheden berokkenen en is door iedereen gemakkelijk te lokaliseren.

Boksheide

De naam Bockxheide had aanvankelijk betrekking op de straat nagenoeg haaks op de huidige Handelsstraat (Malderen). Ze sloot aan bij de Malderense Boeckxheide. Volgens de wegenatlas van Opdorp uit 1841 werd de verbinding van de Boksheide met de Brusselmansstraat (in de volksmond ’t Ingelant)  destijds Vitsplaswegel genoemd omdat hij naar het toponiem Vitsplas leidde. De naam Vitsplaswegel gold niet alleen voor het thans bebouwde straatje, maar ook voor de verlenging naar het westen tot de spoorwegonderbrugging.

Bosdreef

Bosstraat

Bouw

Bovendonkstraat

Brakeleer

Branddreef

Brandstraat

Brede Eik

Afgezien van een paar minder belangrijke wegels werd het gebied van de Mosten reeds in de zeventiende eeuw doorkruist door twee lange veldwegen. Zo was er de Donkerenweg die de Diepmeerstraat in westelijke richting verbond met het achterste en nog onbebouwd gedeelte van Heideveld. Midden vorige eeuw werd voor deze weg nog een brug over de Mostenbeek voorzien. Nadien werd de achterste helft van de weg grotendeels overbodig geacht en verdween dat gedeelte.

Een tweede veldweg liep van het zuiden naar het noorden. De weg begon nabij de Heuvel en doorkruiste het toponiem de Bree-eeck, waaraan hij zijn naam Breede Eykweg ontleende. Na de Donkerenweg te dwarsen, ging de weg verder noordwaarts om via een paar bochten het tracé van ons huidig Bergveld te volgen om aansluiting te vinden met de Provincialebaan. Het laatste gedeelte van de vroegere veldweg is dus ondertussen Bergveld geworden. Het bochtig gedeelte werd eveneens bebouwd. Door de bouw van een woonwijk in de Mosten verdween eveneens een deel van de voormalige Breede Eykweg. Precies het korte gedeelte na het dwarsen van de Donkerenweg bleef behouden en werd uitgerust tot een volwaardige zijstraat van Mosten. Dat gaf uiteraard als gevolg dat door de oprichting van de achterste huizen langs deze zijstraat en ook deze langs de Jozef Vinckestraat opnieuw een deel van de Donkerenweg werd geslachtofferd en verdween.

Wanneer nu voor de betrokken zijstraat Brede Eik als straatnaam wordt gekozen dan is dat in feite geen nieuwe naam, maar de naam waaronder de voormalige weg reeds eeuwen geleden was bekend.

Het toponiem de Bree-eeck was de naam voor een breed of uitgestrekt eikenbos waarvan de oppervlakte zes bunder (ongeveer 8 ha) bedroeg. In 1690 was het bos reeds volledig gerooid en waren alle percelen omgevormd tot akkerland.

Breemstraat

Brielpark

Toen onze overheden in 1973 de behoefte voelden aan bijkomende woningen voor bejaarde echtparen dacht men gelukkig ook aan het gezegde dat men oude bomen niet mag verplanten. Men zou de nog op te richten woningen spreiden over onze voornaamste woonkernen zodat de gegadigden nadien niet zouden worden vervreemd van hun vertrouwde omgeving.

Men zou de op te vangen bejaarden de gelegenheid geven hun voorkeur uit te drukken zodat zij aan het gemeenschapsleven van hun keuze konden blijven deelnemen. Dat hierbij onze Ouden Briel niet over het hoofd werd gezien was bijzonder lovenswaardig en kon de integratie slechts bevorderen.

Op de Ouden Briel beschikte onze toenmalige C.O.O. over een terrein dat vroeger toebehoorde aan de familie Buggenhout. Om de plannen ten uitvoer te brengen volstond het enkele oude aanhorigheden te laten slopen en een pietluttig perceeltje grond aan te kopen. Aan die voorwaarden was einde 1974 reeds voldaan, maar later zouden enkele perikelen met de aannemer van de bouwwerken toch nog voor enige vertraging zorgen. Dat alles was allemaal spoedig vergeten toen in het voorjaar van 1978 ook op de Ouden Briel de eerste huisjes konden worden in gebruik genomen. Briel verkreeg een kleine, maar zeer rustige woonwijk die toegankelijk is langs de Veerstraat. De wijk is weliswaar niet vatbaar voor uitbreiding, maar onze bejaarden vinden er de betrachte geborgenheid midden een vleugje groen en hun oude woonkern. De omgeving lijkt veeleer op een afgeschermd woonpark waar het aangenaam is te verpozen. Welk bezwaar zou men dan kunnen hebben tegen Brielpark ? Zo is er toch maar één en men zal het ook nooit elders zoeken.

Brielstraat

Broekstraat

Brouwersweg

Brusselmansstraat

Bussenstraat

Het pleziert ons dat de oude naam Bussenstraat werd verkozen en opnieuw mondgemeen kan worden. Het betreft het zijbaantje van Hoge Jan, rechts en naast het huisnummer 16, dat via het toponiem Kranenbek naar de Wiesbeek en Opwijk leidt.

In 1690 bestond het straatje reeds, maar in ons landboek noemde men het niet bij naam. Het landboek van Merchtem (1705) daarentegen vermeldt het als Capuynestraetje. Achteraan vormt het straatje over een lengte van slechts circa 30 m de grens met onze buurgemeente, tussen de percelen Sectie C nummers 380A en 382A of juist voor het toponiem Kranenbek.

Ook in ons landboek uit 1775 wordt het straatje herhaaldelijk genoemd maar telkens als Busserstraetje. We hebben geen idee waar een naam als Busserstraatje, later mogelijk vervormd tot Bussenstraatje, zou kunnen vandaan komen. We vinden in de omgeving geen enkel toponiem, ook niet te Merchtem en Opwijk, dat ertoe aanleiding kon geven.

Wanneer we de naam Bussenstraat verkiezen, steunen we ons op de schrijfwijze zoals aangetroffen in onze wegenatlas uit midden vorige eeuw. Die vorm had blijkbaar ingang gevonden en was goed bekend bij de bevolking. Hoe anders te verklaren dat in het Koninklijk Besluit van 1 september 1905, waarin de begrenzing van de parochie Opstal werd bepaald, men het Bussenstraatje vermeldde als mede de grens vormend van de nieuwe parochie. Waarom men toen Hoge Jan, over de volledige lengte, niet bij Opstal liet aansluiten is ons eveneens een raadsel. Zelfs voorbij de Bussenstraat bevonden zich voorheen een paar zeer bescheiden woningen. Misschien hadden die huurwoningen de tijd niet kunnen weerstaan en waren de percelen omstreeks de laatste eeuwwisseling herbebost ?

Wellicht is de naam Bussenstraat nu voor sommigen wat vreemd en had men liever een naam gezien die naar het toponiem Kranenbek verwees. We mogen echter de geschiedenis van het straatje niet verloochenen. Er zijn teveel bronnen die de oude straatnaam vermelden om ons aan iets nieuws te wagen. Het is ook niet omdat we tot heden de oorsprong of de betekenis van de naam niet hebben achterhaald dat de naamkeuze van onze voorzaten minder verantwoord zou zijn.

Camille De Deckerstraat

Meer info volgt...

Collegestraat

Dammekensstraat

Damstraat

De Damstraat, gelegen aan de Dambeek, bestond al wel als een klein wegeltje, maar was vóór 1850, niet de normale weg naar Sint-Amands. Neen, om naar Sint-Amands te gaan, ging men langs de Vekenstraat en vervolgens langs de Muldersweg.

In 1849 werd door de gemeentebesturen van Steenhuffel,Malderen, Opdorp en sint-Amands besloten het dorp van Steenhuffel door een steenweg te verbinden met de provinciale steenweg Dendermonde – Mechelen. En zo werd dan de Damstraat gekasseid en de hoofdweg om naar Sint-Amands te gaan.

Dendermondeweg

Dit zijstraatje was ooit een zeer druk gebruikte voetweg en is nog steeds algemeen gekend als het Dendermondebaantje. Het verbond Broekstraat met Varentstraat (nabij Processieweg). In onze oude wegenatlas staat de weg nog aangeduid met Kauterweg. Om verwarring te voorkomen met andere omgevingen en aangezien de toponiemen uit de omgeving reeds voor straatnamen werden benuttigd, geven we de voorkeur aan de volkse benaming Dendermondeweg, een naam die zal blijven herinneren aan de manier waarop onze voorzaten zich verplaatsten.

Dennendreef

Diepmeerstraat

Dijkstraat

Dreef

Driehuizen

Naar Lippelo ging men zoals men nu nog vaak met de fiets doet : via de Vekenstraat naar de Dreyhuissen, maar daar moest men daar verder over de Heide. Het huidige Lippelo-Bos bestond toen nog uit veel heidegebied. De plaatsnamen zoals Breutheide en Kruisheide zijn hier nog stille getuigen van.

Eigenaardig maar deze omgeving die we als Driehuizen kennen, werd rond 1850  nog aangeduid als  “de Vier Huizen”.

Dries

Driesenweg

Voor de oosterhelft (kant Oude Beukenstraat) van deze verbindingsweg werd de nieuwe naam Lijnsebossen weerhouden. Daar beide inritten te ver van elkaar liggen leek het gewenst om ook de tweede helft van de weg, kant Molenstraat, van een aparte naam te voorzien. Het betreft hier een strook die pas een kwarteeuw geleden tot stand kwam door een ruilverkavelingsproject en ter vervanging van een vroeger meer in zuidelijke richting lopende veldweg.

De nieuwe en nagenoeg nog onbebouwde weg doorkruist een in 1690 nog beboste zone die gekend was met het toponiem de Driesschen en tot het einde van het Oud Bewind grotendeels eigendom bleef van het klooster van Zwijveke. De betrokken weg werd zodanig gepland dat alle grondpercelen in de uitgestrekte kouter bereikbaar zijn zonder bijkomende wegen te moeten voorzien, behalve een enkele verkavelingsweg in de richting van de Brandstraat en aansluitend met onze verbindingsweg op ongeveer 200 m van de Molenstraat.

Daar het oude toponiem de Driesschen nog door velen is gekend menen ook wij dat het verkieselijk is zich nu door die naam te laten inspireren voor de nieuwe straatnaam en niet door de naam Zwijveke. Dit klooster verwierf weliswaar zijn eerste bezittingen in deze omgeving reeds in 1230. In 1690 had het in de wijk begrensd door Krapstraat, Beukenstraat, Brandstraat en Molenstraat nog steeds meer dan 44 hectare gronden in eigendom. Zwijveke heeft dan ook gedurende eeuwen het leven en de ontwikkeling van vooral Opstal beïnvloed. Toch lijkt het ons wenselijk de naam Zwijveke nog in reserve te houden en een passender gelegenheid af te wachten om naar onze eertijdse bindingen met dit klooster te verwijzen.

Voor de andere helft van deze verbindingsweg: zie Lijnsebossen.

Drietorensstraat

Dullaard

Deze in onze dagen doodlopende zijstraat wordt door velen nog Kouterstraatje genoemd, alhoewel zij midden vorige eeuw in de wegenatlas werd opgenomen onder de naam Schoonenweg. Veel schoon was er niet te zien en de weg was een gewone veldweg die evenwijdig liep met de Beukenstraat en uitmondde vooraan langs de Hauwerstraat. Via een aftakking naar het oosten kon deze laatste straat ook een eind verder worden bereikt. Deze aftakking die langs de Hauwerstraat aansloot met de Groenenweg kan worden beschouwd als een oude kerkweg. Het overige en verreweg het langste gedeelte van de vroegere veldweg was slechts van belang voor de landbouw en dient niet gezien als een mogelijke weginkorting richting Hogelinde.

In 1690 waren tussen de Beukenstraat en de huidige Hauwerstraat reeds alle bossen gerooid en omgezet in akkerland, waardoor men er van een koutertje mocht gewagen. Daar men te Buggenhout reeds een Kouterbaan kent en verwarring dient voorkomen, ging men op zoek naar een andere naam voor het zijstraatje waarin zich drie eeuwen geleden al een paar woningen bevonden.

Ter plaatse van de huidige bebouwing was er slechts het toponiem Huysste voor een onbebouwd perceel waar vermoedelijk ooit een boerderij had gestaan. Waar nu het zijstraatje eindigt, begon destijds het Rietvelt, wat verwijst naar een vroegere begroeiing. Vervolgens was er halverwege de veldweg een belangrijk perceel van nagenoeg 3,5 dagwand dat den Dullaert werd genoemd. Waar deze naam vandaan kwam, achterhaalden we niet met zekerheid. Had hij te maken met de bewerkbaarheid van de grond ? Anderzijds stelden we vast dat, samen met het Rietvelt, dit het enige perceel in de omgeving was dat slechts langs de voormalige veldweg was te bereiken en dus mogelijk mede aan de oorsprong lag van het ontstaan van de weg.

Dullaard is wellicht een weinig voorkomende straatnaam, maar wanneer men weet dat het er eens een lange doorlopende veldweg was die onze voorzaten in staat stelde den Dullaert te bereiken om er in hun behoeften te voorzien, dan wint de naam toch aan betekenis en kan men er zich ook mee verzoenen.

Edgard Blancquaertlaan

Eikendreef

Elzendreef

Euselsweg

Nagenoeg vooraan langs de Kalkenstraat is er rechts een zijweg die kan worden beschouwd als een verlenging van de Langeweg. Toch zou het niet verantwoord zijn zich met gemotoriseerd vervoer langs de Langeweg naar de bebouwing te begeven die dichter bij de Kalkenstraat werd opgetrokken. Om beoordelingsfouten te voorkomen bleek het wenselijk de bebouwing te aanzien als behorend bij een zijweg van de Kalkenstraat en die zijweg van een aparte naam te voorzien.

De betrokken zijweg werd ooit aangelegd in wat eertijds Affligembosch heette en aansloot bij een uitgestrekt euselsgebied waaruit de bossen in 1690 reeds waren verdwenen. Met eusels (soms ook als heusels geschreven) bedoelde men een soort heidegrond of mager grasland. In de volksmond werd de eusels echter geleidelijk omgevormd tot d’eusels en deusels om uiteindelijk dijsels te worden. Het is in deze zone dat overigens de Dijselsbeek ontspringt. De benaming dijsels wordt door landbouwers uit de omgeving nog algemeen gebruikt en de naam werd zelfs behouden voor een bijzonder plan van aanleg dat nauw aansluit bij het dorp.

Alhoewel de abdij van Affligem reeds in 1237 geheel dit gebied verwierf en het tot het einde van het Oud Bewind ook in haar bezit bleef, zijn ook wij van oordeel dat men zich voor de naamgeving van de betrokken zijweg hier bij voorkeur laat leiden door de vroegere bodemgesteldheid. Al te vaak wordt gemakshalve aangenomen dat Buggenhout tijdens de vroege Middeleeuwen volledig was overdekt met bossen. Dat oordeel houdt echter geen steek wanneer men de talrijke euselsgebieden in overweging neemt. Het gaat om zones die, zoals ons Weiveld, uiteraard het eerst in aanmerking voor ontginning en verbouwing kwamen en waarrond zich dan ook de vroegste bewoners van ons dorp vestigden om de akkers te sparen.

Genthof

Groenlaan

Grote Kouterbaan

Halewijn

In 2008 was het gemeentebestuur op zoek naar een straatnaam voor de nieuwe verkaveling in een zijstraat van de Bosdreef. Het werd “Halewijn”.

Wij suggereerden:

De hele omgeving van Bosdreef maakte in het (verre) verleden deel uit van het grote Buggenhoutse bos. Vermits dat “bos van de heer” in 1690 bij de samenstelling van het Buggenhoutse “Landboek” niet in kaart werd gebracht, kunnen we deze keer niet terugvallen op gegevens uit dat kadasterboek.

Gelukkig zijn er ook kaarten van het bos zelf gemaakt. Die leren ons dat de omgeving van de huidige Bosdreef in een gedeelte van het bos lag dat “de Brand” heette. Die naam lag aan de basis van de “Branddreef”.

Vermits we in Buggenhout al een Branddreef en ook een Brandstraat hebben is verder zoeken in die richting misschien niet opportuun.

Tijdens een van onze bestuursvergaderingen bespraken we de gemeentelijke vraag en onze oudste bestuursleden herinnerden zich dat de omgeving waar de nieuwe straat werd aangelegd, beplant was met sparren. Voor hen is de plaats waar nu een straat ligt synoniem voor een sparrenbos(je). Misschien moet een nieuwe naam gezocht worden in een combinatie met “spar” ?

Nog een andere mogelijkheid. De nieuwe straat ligt niet echt ver van de plaats waar ooit het kasteel heeft gestaan. We weten dat het kasteel zoals we het kennen van één enkele afbeelding (de maquette in ons museum is gemaakt naar die ene afbeelding) werd gebouwd toen de heren van Halewijn het voor het zeggen hadden in het bos. De nieuwe straatnaam kan dus verwijzen naar de familie Halewijn.

Het gemeentebestuur koos voor Halewijn als hommage aan de heren die ooit het kasteel van Buggenhout bouwden.

Hamsweg

Eenmaal voorbij de Breemstraat zijn er links van de Krapstraat een paar zijstraatjes waarvan bebouwing en bewoners tot de Krapstraat worden gerekend. Het eerste hiervan is een ongeveer 185 meter lang doodlopend straatje. Vooraan begrensde het links het toponiem den Ham en rechts den Lindebosch. Den Ham was in 1690 een 120 roeden groot perceel waarnaar de aanliggende weg werd genoemd. In de wegenatlas van omstreeks 1840 wordt de weg vermeld als Hamsweg. Daar het perceel den Ham nooit iets te maken had met een familie Van Hamme, menen we de naam te mogen verklaren als aan een water gelegen en er enigszins op veroverd weiland. Hierbij worden we gesteund door het feit dat in 1690 de Meirputbeek, na een haakse bocht te hebben genomen, er nog naast de Krapstraat liep. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de straat ter plaatse een weinig verlegd en later werd de vroegere open beek gerioleerd om nog later zelfs te worden overbouwd.

Daar de meeste aanliggende percelen eertijds tot den Lindebosch behoorden respecteren we de naamkeuze van onze voorzaten en lijkt het ons zelfs wenselijk de vroegere naam, maar in een licht aangepaste versie, te behouden.

Hanenstraat

Hauwerstraat

De Hauwerstraat was ooit een drukke verkeersweg die de verbinding vormde tussen de Briel en de provincie Brabant. Ze verbond de Heuvel met de Hoge Linde.
In de Atlas der Buurtwegen (1841) staat de toen bijna 2 kilometer lange straat vermeld als Chemin N°18. Door de aanleg van de spoorweg werd ze in twee gesplitst. Het noordelijke gedeelte naar de Heuvel toe kreeg eerst de naam “Weiveld” en nog later “Hooilaart”.
De straatnaam lijkt afgeleid te zijn van hauwen, de vroegere schrijfwijze van houwen/hakken.  In vele toponiemen te Buggenhout vinden we het woordje hauw. Het zijn plaatsnamen die ontstonden in de eerste helft van de 12de eeuw. Op basis van oude kaarten mogen we besluiten dat het toen langsheen de Hauwerstraat nog allemaal bos was.

Heibaan

Langs de Molenstraat is er links een zijweg, tussen de percelen Sectie E nummers 58 en 67, die midden vorige eeuw reeds onder de naam Heybaanweg werd opgenomen in onze wegenatlas. De weg had die naam verkregen omdat hij een verbinding vormde tussen de Molenstraat en de Heibaan.

De naam Heibaan kennen we nu minder, alhoewel de weg minstens zo oud is als Buggenhout. Toen men de parochiegrenzen vastlegde volgde men bij voorkeur natuurlijke grenzen, nl. bestaande wegen of waterlopen. Welnu, de Heibaan begrensde niet alleen de parochies Lebbeke en Buggenhout, het was ooit zelfs een staatsgrens tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. Vermoedelijk verwierf de weg zijn naam omdat hij ook een heidezone van Lebbeke begrensde.

Waarom de weg die de Varentstraat achteraan verbond met het einde van de Molenstraat en Ter Hoeven later werd verwaarloosd is moeilijk te achterhalen. Misschien verkoos de bevolking van Opstal de kortste weg naar de Heimolen en liet men zich niet afschrikken door de nog aanwezige bossen langs de Molenstraat.

Uiteraard waren er destijds nog andere zijwegen van de Molenstraat in de richting van het westen. Die wegen gaven echter geen verbinding met de Heibaan en hun lengte bleef beperkt daar zij slechts dienden om achterliggende percelen te kunnen bereiken.

Aangezien men nu voor de oude zijweg ook een officiële straatnaam wenst, zien we geen bezwaar tegen het herwaarderen van de naam zoals hij bij onze voorouders was bekend.

Heibos

In een kromming van de Brandstraat is er rechts een zijweg die na een aarzelend begin geleidelijk breder wordt en, steeds de Genthofbeek volgend, eindigt langs de Reigersdreef. Die brede weg was ooit een private dreef en eigendom van de familie Huens die sporadisch het Genthof bewoonde. Die dreef verloor aan belang na te zijn onderbroken door de spoorwegaanleg. Op oude kaarten is duidelijk te zien dat die voormalige dreef precies in de verlenging lag van de aan de Mandekensstraat nog bestaande toegangsdreef tot het Genthof.

In 1690 stond die vroegere dreef nog niet in verbinding met de Brandstraat en daar zij ooit een 7,5 hectare groot bebost gebied begrensde, moet men aannemen dat bij het rooien van de bossen de bomen niet langs de Brandstraat, maar via het kasteel en de Mandekensstraat werden afgevoerd. Die bossen hoorden overigen bij het kasteeldomein en waren gekend met de toponiemen Veursten, Middelsten en Achtersten Heybosch. Alhoewel de bossen in 1690 reeds waren verdwenen behoorden de vrijgekomen gronden zelfs in 1775 nog steeds aan de familie Huens van het Genthof. Misschien mag uit de toponiemen en uit het feit dat men niet overging tot herbebossing worden afgeleid dat het er veeleer heidegrond was en minder geschikt voor bosbouw.

Voegen we hieraan nog toe dat zelfs midden vorige eeuw de eertijdse dreef nog niet aansloot met de Brandstraat. Toen was er even verder langs de straat nog een restant van een andere veldweg die ooit toeliet om via de Pelsput de Mandekensstraat te bereiken. Door een herverkaveling van verscheidene percelen ten noorden van de Smalbosbeek (zijbeek van de Genthofbeek) kwam die Pelsputweg in onbruik. Men begon de ondertussen ontstane nieuwe weg naast de Genthofbeek te benutten en die werd op zijn beurt door sommigen Pelsputweg genoemd.

Daar het geen zin meer heeft om voor de naam van de betrokken zijweg nog te verwijzen naar de teloorgegane dreef, menen we dat met de naam Heibos wordt verduidelijkt welke zone langs deze weg werd ontsloten.

Heideveld

Herdersveld

Deze verbindingsstraat kwam tot stand in 1836 bij de aanleg van de spoorweg door onze gemeente. Daar door de spoorweg talrijke velden voor onze landbouwers onbereikbaar werden, waren de Staatsspoorwegen zo inschikkelijk om ter compensatie naast de spoorlijn zijwegen te voorzien.

Die bleven echter in breedte beperkt en men hield geen rekening met het toekomstig verkeer. Mogelijk was het voor de Staat ook een voordeliger oplossing dan meer gronden te moeten onteigenen dan voor de spoorweg noodzakelijk was. In ieder geval, Buggenhout verwierf over de gehele lengte van de spoorweg op haar grondgebied (circa 4 km) een zijweg, wat als zeer uitzonderlijk mag worden beschouwd. In de loop der jaren kregen al die zijwegen, van Spoorwegstraat tot Reigersdreef, een aparte naam, behalve deze verbindingsstraat. Ze werd gemakshalve als een uitloper van Hooilaart beschouwd. We moeten erkennen dat de betrokken zijweg ooit deel uitmaakte van het langs het noorden gelegen grote Hooilaart. De percelen die deels werden geamputeerd waren achtereenvolgens gekend met de toponiemen de Coenshaege, het Herdersvelt en de Rollebaen. Eigenlijk leed de Coenshaege weinig hinder door de spoorweg. Wat overbleef van de Rollebaen kon langs onze huidige Koudehaard worden bereikt. Van het Herdersvelt bleef daarentegen een deel langs de noordkant van de spoorweg verweesd achter. Door de aangebrachte zijweg kon het nadien toch nog worden bebouwd met een woning die later werd vervangen door het huidige huisnummer 94.

Vermoedelijk werd het perceel eertijds Herdersvelt genoemd wegens de bodemgesteldheid en zijn benuttiging. In 1690 was het reeds akkerland, maar mogelijk was het tevoren mager grasland waar schaapherders met hun kudden aan hun trekken kwamen. Het is aan die vroegere toestand dat de nieuwe straatnaam Herdersveld laat herinneren.

Herfstpark

Hesselaar

Straat in Buggenhout-Opdorp HesselaarIn 2006 gaf het gemeentebestuur de naam “Hesselaar” aan de straat in de nieuwe wijk in het centrum van Opdorp.

Bij onze zoektocht naar een mogelijke straatnaam vonden we enkel een geschrift uit 1734 van E.H. Radulphus Crucken, pastoor te Opdorp.

“Wij onderschreven verclaeren ende attesteren in alle toecomende tyden en voorvallen, dat de hesselaeren haege die den heer pastoor van Opdorp heeft geplant in Januario des iaers 1734 loopende langhs henen tusschen de twee erven, te weten van den heer pastoor van Opdorp, ende van het huys genaemt de swaen, tot aen den langen gracht, is geplant iust op de limiete=scheydinge van die twee erven, volgens dat de erve van de swaen (bestaende in veertigh roeyen landts) 4 iaeren te voorden door metinghe landtmeter is afgemeten geweest : dienvolgens moet voorseyde haege dienen tot wederseyts gerief, ende moet oock altyt (aldus blyvende) van wederseyden respectievelijck en behoorlyck onderhouden worden, gelyck wy onderschreven beloven te sullen doen.”

[Deze tekst is terug te vinden in het boek “Opdorp bouwt”, geschreven door wijlen Petrus Servaes. (Jaarboek Heemkring Ter Palen 1981)]

Rekening houdend met deze tekst suggereerden wij als mogelijke naam :

HESSELAAR (= haagbeuk), wat dan verwijst naar de haag. Vermits de nieuwe bebouwing reikt tot aan de tuin van de pastorij…

Straat in Buggenhout-Opdorp Hesselaar

Heuvelweg

Nabij de Heuvel is er rechts van de Kamerstraat een zijstraatje in de richting van de Roost en van de Opdorpsebeek. Vroeger was het een gewone veldweg die het traject van de Heuvelbeek volgde, maar aansloot met een verbindingsweg van het dorp naar de Ouden Briel. De weg begrenst de percelen met toponiemen als Meirken, ‘t Hoflant, Roost, Doorneweij, Buggenhoutmeersch, Brielken, Hoochvelt en de Hauwhey, maar in dit geval moest men daarop voor de naamgeving van de weg geen beroep doen. Sedert meer dan anderhalve eeuw is hij bij de gebruikers bekend onder de naam Heuvelweg en werd hij destijds ook aldus ingeschreven in onze wegenatlas. Hoe oud de weg precies is zal wellicht nooit worden achterhaald. In 1690 was het een tamelijk brede weg en liet landmeter Meijsman hem fungeren als begrenzing van de wijken 3 en 4 van ons landboek, waar hij in andere gevallen hiervoor een beroep deed op hoofdwegen.

Daar steeds minder dorpsgenoten actief betrokken zijn bij de landbouw en door een voortdurend streven naar vergroting van de in exploitatie hebbende percelen om de productiviteit op het bedrijf te verhogen, kon het overbodig worden van sommige veldwegen niet uitblijven. Wegens onze gewijzigde mobiliteit is er overigens ook steeds minder nood aan voetwegen. Dat de Heuvelweg nog gespaard is gebleven, bood onze overheid een ideale gelegenheid om het toponiem Heuvel bijkomend te bestendigen.

Hof Ter Koppen

Waarom kreeg het zijstraatje van de Krapstraat de straatnaam Hof ter Koppen?

straatnaam Buggenhout-Opstal: Hof ter Koppen

Midden vorige eeuw bevond er zich in de hoek van de Krapstraat met de Molenstraat, maar even verwijderd van deze straten, een zeer belangrijke hofstede die gekend was als Hof Ter Koppen. Later werd de naam van de boerderij overgedragen op het kruispunt. De bewoners van het vroegere Hof Ter Koppen werden destijds nog tot de Krapstraat gerekend en het enige dat van de vroegere toegangsweg is overgebleven lijkt ons het huidige zijstraatje te zijn. Na stopzetting van de bedrijvigheid op de boerderij werden de restanten van de gebouwen vervreemd en de nieuwe bewoners verkozen een toegang langs de Molenstraat.

Door het betrokken zijstraatje de naam Hof Ter Koppen toe te kennen wordt het verleden van de voormalige hofstede in herinnering gebracht.

Hofkwartier

Hofkwartierweg

Deze weg vormde reeds in 1690 een verbinding tussen Hofkwartier en Stenenstraat. Hij begrensde de toponiemen Steenenhey, Kerrebroeckbosch, Hooghsteenen en Schoonendonck. Volgens onze oudste wegenatlas werd de verbinding Hofkwartierweg genoemd. Daar de huidige bebouwing slechts via het Hofkwartier is te bereiken, lijkt Hofkwartierweg ons een voor de hand liggende straatnaam.

Hofstee

Hoge Jan

Holstraat

Tot vorig jaar was Nieuwstad een tweedelige straat of wijk, wat uiteraard niet bevorderlijk was om er een gewenst huisnummer vlug te vinden. De wijk bestaat hoofdzakelijk uit een lange straat die het einde van de Houtenmolenstraat verbindt met de Vierbunderstraat en een korte aftakking naar links. Het is langs deze aftakking, die een doodlopende straat is geworden, dat zich veruit de meeste bebouwing bevindt.

Volgens het XXe penningkohier van Opdorp (1572) bestond heel deze omgeving toen nog uit heiden die zich uitstrekten tot Driehuizen en was zij nog niet bewoond. Dit, en ook het vroeg bestaan van het Hof Ten Beveren even verder, sterkt ons in de overtuiging dat beide straten even oud zijn maar dat de bewoners van de aftakking hun stempel wisten te drukken op de wijk, waardoor zij in haar geheel Nieuwstad zou worden genoemd. Die evolutie mag ons niet doen vergeten dat de lange straat vroeger gekend was als Holstraat. Waarschijnlijk werd zij ooit zo genoemd omdat zij begon op de hoek met de Houtenmolenstraat waar zich eertijds een boerderijtje bevond dat in de achttiende eeuw nog gekend was als ‘t Hol.

Om ons onbekende redenen kwam de Holstraat niet in de gunst van de bouwlustigen. Mogelijk waren de grondeigenaars er niet voor te vinden om iets van hun rechten af te staan. Alleen nabij de Akkerstraat kwam er enige bebouwing, maar zelfs het verdwijnen van Hof Ten Beveren zorgde er nooit voor een stimulans. Dit dan in tegenstelling tot het achterste gedeelte van de oude straat waar men menige woning optrok, en dat de naam Holstraat behield, maar door onze gemeente in 1977 moest worden afgestaan aan Londerzeel door een grenscorrectie.

Ter voorkoming van eventuele problemen in onze Opdorpse wijk lijkt het ook ons verkieslijk de straatnaam Nieuwstad slechts te behouden voor de dicht bebouwde aftakking en opnieuw beroep te doen op de oude naam Holstraat. Deze laatste straatnaam geven we dan echter niet vanaf de splitsing maar zoals hij oorspronkelijk werd bedoeld, vanaf de Houtenmolenstraat tot de Vierbunderstraat. Dat de naam in onze dagen ook in gebruik is voor de verlenging van de straat op het grondgebied van Londerzeel (Malderen) kan voor niemand een bezwaar vormen.

Hoogmeir

Hoogveld

Hoogweg

Hoogweide

Langs de Kalkenstraat is er juist voorbij de familie Lissens en ongeveer ter hoogte van de Stenenstraat een oude veldweg die de Kalkenstraat verbindt met de Kapelbaan. Op ongeveer 250 m van de Kalkenstraat staan er langs de weinig gebruikte weg twee woningen en een derde wordt slechts aangetroffen in de buurt van de Kapelbaan. Deze laatste woning verkreeg ooit enige bekendheid toen er de drankgelegenheid Bosranch werd uitgebaat.

Het verbaasde ons dat deze veldweg midden vorige eeuw niet werd opgenomen in onze wegenatlas. Het is immers een oude weg die in een ver verleden werd aangelegd op de scheiding van >s Heerenbosch (links) en de bossen die zeer vroeg in privaat bezit waren gekomen. Vermoedelijk diende hij hoofdzakelijk om de bosexploitatie van ‘t Lant van Eecken mogelijk te maken. Die functie boette aan belangrijkheid in nadat omstreeks 1655-1660 dit laatste toponiem door een korte dreef werd verbonden met de Schommeldreef.

Midden vorige eeuw waren alle private bossen in de omgeving reeds gerooid en werd de weg nog alleen benuttigd door een paar landbouwers. Toch bleek hij niet volledig te zijn vergeten, want toen men begin deze eeuw de parochie Opstal afbakende diende de weg opnieuw als grens.

Bij het zoeken naar een passend toponiem voor de naamgeving van de weg vonden we in de buurt enkele plaatsnamen. Komende van de Kalkenstraat was er links slechts de Vaerinck. Dit bos van meer dan 13 bunder maakte deel uit van ‘s Heerenbosch en strekte zich uit tot de Kapelbaan. Rechts daarentegen was er vooraan het bos de Calcken. Ter plaatse van de woningen lag het toponiem d’ Hoochweij en vervolgens ‘t Lant van Eecken. Misschien eigenaardig, maar waar zich tegenwoordig het huisnummer 127 bevindt bleef het bos tot onder de Eerste Wereldoorlog. Langs de overkant van de weg waren de bossen reeds ongeveer een eeuw vroeger verdwenen. Het huis nummer 129 werd opgetrokken ongeveer midden het toponiem d’ Hoochweij dat eertijds een oppervlakte besloeg van bijna vijf dagwand. D’ Hoochweij was dus eveneens een bos, al laat de naam vermoeden dat ook het gras er een kans kreeg.

Hooilaart

Hooilaart

Hooilaart, aan de buitenrand van onze dorpskern, is een straat met ‘een geschiedenis’. In de loop der jaren veranderde de straatnaam van Hauwerstraat, over Weiveld naar Hooilaart.
In het landboek van 1690 vinden we het toponiem Hoylaert terug in een zone die vandaag wordt begrensd door de Beukenstraat, Herdersveld, Hooilaart en Paardenkerkhof.
Het duurde eigenaardig genoeg tot 1961 vooraleer de straat de naam kreeg die ze – historisch gezien – verdiende.

Oorspronkelijk lag het huidige Hooilaart op een eeuwenoude route die 2 historisch belangrijke verkeersknooppunten in onze gemeente verbond: Heuvel en Hoge Linde. Als onderdeel van de Hauwerstraat was ze een drukke verbindingsweg tussen de Briel en de provincie Brabant.
Door de komst van de spoorlijn Mechelen-Dendermonde in 1837 werd de Hauwerstraat doormidden geknipt.Vanaf dat ogenblik krijgt de straat vanaf de spoorweg tot op de Heuvel een nieuwe benaming: Weiveld.

Ter hoogte van huisnummer 25 splitst zich een zijtak af, die zich na de bocht opnieuw bij de hoofdas voegt.
Deze zijsprong volgt nog het originele straattraject dat ooit deel uitmaakte van nog een andere oude verkeersweg: Mandekensstraat – Berrekensstraat (nu Paardenkerkhof) – Heuvel – Kamerstraat – Vitsstraat. De route werd gevolgd om zich te verplaatsen van Dendermonde naar Malderen – Londerzeel en Mechelen. Dit veranderde na de aanleg van de Provincialebaan in 1829.

Sinds 1 januari 1961 spreekt men dus van Hooilaart. De straat liep vanaf de kruising met Weiveld tot aan de overweg in de Beukenstraat.
Vanaf 1998 werd het stuk tussen de 2 overwegen herdoopt naar Herdersveld. Vandaag herneemt de straat soms nog eens haar oude functie van verbindingsweg, wanneer ze gebruikt wordt als omleidingsweg.
Hooilaart, een straat met geschiedenis dus…

Hoppe

Hopveld

Hopveldweg

Meer info volgt...

Houtenmolenstraat

Je hoeft echt geen professor Gobelijn te zijn om te weten dat de Houtenmolenstraat haar naam ontleent aan de houten molen die er ooit stond.

Er was echter een tijd dat er nog geen houten molen stond en toen heette deze straat : de Vondelstraete ( vondel = houten brugje).

Deze weg was gedurende eeuwen (tot 1850) de hoofdweg om naar Malderen te gaan : eerst Houtenmolenstraat en dan rechts via Holstraat naar Nieuwstad en op ’t einde van de Nieuwstad was er een verbindingsweg die recht naar de Kerk van Malderen liep. Nu nog kan je zien waar die verbindingsweg was, ook al blijft er slechts een klein voetpaadje over dat tussen de maïs doorloopt.

En er werd wat te voet gegaan richting Malderen !  We moesten wel ! Het Brabantse Malderen was immers onze moederparochie. Voor elk sacrament (wekelijkse mis, doop, biecht, overlijden,…moest een verre voetreis naar Malderen worden ondernomen.

Was heel bijzonder was voor Opdorp is dat het bestuurlijk onder het Land van Bornem , en dus tot Vlaanderen, behoorde, terwijl het parochiaal tot Malderen, en dus Brabant, behoorde. Vandaar dat van een Opdorpenaar werd gezegd: Hij leefde als Vlaming, maar moest sterven als Brabander.

En waar stond nu die Houten Molen ?

Elke oude Opdorpenaar weet dat in het straatje rechtover huize Kris Van Den Bossche, een straatje loopt richting Vekenstraat. Dit straatje noemt de ‘Ruynenbergwegel’. Jammer genoeg is dit nu langs de kant van de Vekenstraat onterecht afgesloten door een architect die er heeft gebouwd. Als je dit straatje ingaat, zie je achter het huis met de geglazuurde tegeltjes een rondvormig stuk weiland. Bovendien is het ook bolvormig. Stond hier ooit de houten molen of stond hier een rosmolen zoals de naam van het straatje (ruynenberg) zou kunnen laten vermoeden. De benaming Ruynenbergwegel zou kunnen wijzen  op een molen die door een ros of ruin werd voortgetrokken.

Ter Palen houdt het bij “een rosmolen langs de Ruynenbergwegel, opgericht omstreeks 1676, en die  echter kort na 1775 werd vervangen door een gewone windmolen, maar dan opgericht aan de overkant van de Houtenmolenstraat”. Volgens het landboek uit 1694 stond de houten windmolen toen al aan de overkant, op grond van de familie Van Den Bossche.

Volgens Karel Van Den Bossche, vader van Kris Van Den Bossche,  stond de eerste houten molen in de  de Ruynenbergwegel (rechtover het huis Van Den Bossche) en dit zou kunnen kloppen met de akte uit 1676 waarin de heer van het Hof Ten Beveren het recht van zijn (ros)molen afstaat voor het oprichten van een houten molen in de Vondelstraete. Hij stelt ook terecht vast dat het rondvormig, bolvormig plein veel te groot is voor een rosmolen.

En nadien zou deze zijn afgebroken en opgericht aan de overkant van de straat.

We weten dus niet precies of er nu een houten molen of een rosmolen heeft gestaan in de Ruynenbergwegel. Wel weten we met zekerheid dat er een houten windmolen heeft gestaan waar nu de tuin is van Kris Van Den Bossche.

Anecdote :

De Houtenmolenstraat heeft een specifieke wegbedekking : één rijvak in beton, met daarnaast twee kasseistroken. Er is nog één straat met een identieke wegbedekking : de Vekenstraat.

Laatst vernam ik van Hieron Mertens hoe dit kwam.

In de jaren ’50 toen de “betonnering” van de straten werd voorzien, was het voorzien dat de Vekenstraat twee betonnen rijvakken zou krijgen, zoals Damstraat, Vitstraat en Hoogweg. Nu woonde er in de Houtenmolenstraat de Fons Van Hoeymissen, alias de “Krol”. Fons was gemeenteraadslid en protesteerde tegen het feit dat de Vekenstraat een ‘volwaardige’ straat werd, terwijl zijn eigen Houtenmolenstraat het moest zien te rooien met een kasseibaan. Nu, veel budget was er niet, en zeker niet voor beide straten van twee betonnen rijvakken te voorzien. Dus, velde toenmalig Opdorps burgemeester, De Blander, een salomonsoordeel : zowel de Houtenmolenstraat als de Vekenstraat zouden elk één betonnen rijvak krijgen.

Jachtweg

Jagersdreef

Jozef Vinckestraat

Judocus Rogmanstraat

Deze straat kwam recentelijk tot stand als uitbreiding van Lentepark en is het vlugst te bereiken langs Kasteelstraat en Ten Hove. Zij werd aangelegd in een zone die aansluit met het oude toponiem Advokaet Roghman. Dit laatste betrof een perceel van meer dan tien dagwand dat langs het oosten werd begrensd door de Bosstraat. Midden de zeventiende eeuw was het inderdaad nog eigendom van advocaat Judocus Rogman die, als naaste buur van onze dorpspastoor, langs de huidige Maalderijstraat woonde. Judocus huwde met Elisabeth Mortgat en beiden overleden te Buggenhout, respectievelijk in 1658 en 1649. Daar Elisabeth een dochter was van Pieter Mortgat en Joanna Verhoeven, ooit de bewoners van de vroegere Cruysveltstede, hoeft het niet te verbazen dat het echtpaar Rogman-Mortgat tot de belangrijkste grootgrondbezitters van Buggenhout behoorde met eigendommen verspreid over geheel onze gemeente.

Na het overlijden van Judocus en Elisabeth kwamen de goederen in het bezit van hun kinderen en een groot gedeelte werd gemeenschappelijk beheerd door de zonen Laurentius en Hubertus, die eveneens advocaat werden, maar hun geboortedorp verlieten. In 1667 lieten zij de ouderlijke woning nog vervangen door een nieuwbouw om ze na het overlijden van hun neef en voornaamste pachter, Frans De Keersmaecker, in 1696 te verkopen aan een andere neef, Pieter Van den Hove, de toenmalige bewoner van de in 1660 vernieuwde Cruysveltstede.

Of de familie Rogman te Buggenhout ooit iets opzienbarends zou hebben verricht, waardoor haar ook dankbaarheid zou verschuldigd zijn, kunnen we slechts betwijfelen. Men hoeft de oude schrijfwijze van hun naam dan ook niet te respecteren voor de straatnaamgeving. Judocus Rogmanstraat verwijst naar het vroegere toponiem Advokaet Roghman waaronder de omgeving van de nieuwe straat bij onze voorzaten was bekend.

Jules Andriespark

Kalkenput

Gans de omgeving van dit zijstraatje behoorde ooit tot het toponiem de Calcken en midden vorige eeuw leidde de weg naar ‘t Lant van Eecken. De weg was toen gekend onder de naam Rond Dans weg. Mogelijk werd hij zo genoemd naar de vorm van het vooraan aanliggend perceel van ca. 78 aren, eigendom van de familie Lemmens.

Daar dit perceel werd begrensd door een gracht die in verbinding stond met een van de Kalkenputten, lijkt ons als nieuwe naam voor het zijstraatje Kalkenput logisch.

Kalkenstraat

Kalkenveld

Op ongeveer 400 m van de Ravenstraat is er langs de Kalkenstraat een straatvernauwing en aan de zuidkant een steegje met achterin een paar woningen. Alle bebouwing bevindt zich in een blok dat ooit 460 roeden groot was en het toponiem Calckenvelt droeg. Langs het zuiden begrensde het blok het toponiem Rooversbosch met daarin drie grote putten of poelen die bovendien het begin vormden van twee beken die in totaal verschillende richtingen vloeien. Aan de voorste put begint de Hofkwartierbeek aan haar lange loop naar het noorden en de Zwartebeek, terwijl de achterste put het begin is van de Kalkeputbeek die de richting zuidwest koos om zich van haar water te ontlasten in de Wiesbeek.

Het Calckenvelt is een van de vroegst bebouwde percelen langs de Kalkenstraat. In 1775 was het reeds in twee gelijke delen verdeeld die allebei waren bebouwd. Op een hiervan woonde Andreas Vermeir, die er nog werd opgevolgd door zijn zoon Leo die Elisabeth Van den Bossche huwde. Toen men omstreeks 1840 in onze wegenatlas de betrokken zijweg Leos weg noemde, dacht men waarschijnlijk aan deze Leo Vermeir. Maar in 1797 had vader Andreas van zijn erf reeds twee perceeltjes afgestaan, respectievelijk aan Jan Baptist Van den Broeck en aan Jan Baptist Meert. Die perceeltjes werden later nog verder versnipperd om te voldoen aan de bouwlust van hun kinderen, die allen ter plaatse wensten te blijven en zo aan de oorsprong lagen van de vorming van het steegje.

Kalkenveld als nieuwe straatnaam is slechts de herwaardering van het toponiem waaronder heel het blok in de zeventiende eeuw was bekend en bovendien een naam die geen aanleiding kan geven tot enige verwarring met de aanliggende Kalkenstraat.

Waar de naam oorspronkelijk vandaan kwam is ons onbekend. Daar de achterliggende putten het begin vormen van twee belangrijke beken, vermoeden we een natuurlijk ontstaan en niet door een kalkwinning.

Kamerstraat

Kant

De woningen langs dit zijstraatje bevinden zich op een perceel dat reeds midden vorige eeuw werd verkaveld, maar slechts langs de Hauwerstraat werd bebouwd met twee woningen. In het straatje zelf kwam men slechts tot bebouwing na de Eerste Wereldoorlog.

Wanneer men ook hier voor de straatnaamgeving beroep wenst te doen op een oud toponiem, dan rest er slechts Swaervelt. Het destijds nog onverdeelde perceel tegenover de bebouwing in het straatje werd in 1690 Cleyn Swaervelt genoemd en achteraan, maar over de Rotbeek, bevond zich het Groot Swaervelt.

In dit geval menen we echter dat de naam mocht behouden blijven waaronder het straatje in de buurt algemeen is bekend. Langs de Hauwerstraat en Koudehaard kent iedereen het straatje als de Kant. Aan die naam wordt blijkbaar geen aanstoot genomen, alhoewel we er ergens het volkse in bespeuren. Toch zien wij geen reden om niet tegemoet te komen aan de spontane keuze van de buurtbewoners. De naam Kant houdt overigens geen minachting in, maar betekent hier gewoon terzijde van de hoofdstraat. In de omgeving was het bovendien steeds rustig en aangenaam wonen en er heerste onder de buren een samenhorigheid die hen mede onderscheidde van andere omwonenden.

Kapelbaan

Kasteelstraat

Kerkhofstraat

Kerkstraat

Meer info volgt...

Kerkweg

Meer info volgt...

Klaprooshof

Voor een nieuwe verkaveling in de Kerkhofstraat zocht het gemeentebestuur in 2003 een naam. Zoals gebruikelijk kwam men dan terecht bij de heemkring Ter Palen voor advies.

Opnieuw gingen we te rade bij het Landboek van Buggenhout, ons eerste “kadaster” van 1690.

Het betreffende perceel maakte ca. 1690 deel uit van een veel groter perceel (508 roeden = ca. 1,7 ha) dat toen nog eigendom was van de Abdij van Affligem en gekend was als RESTVELD. Het toponiem komt ook reeds voor in 1646 en 1650 (cfr. Het Metingboek van Buggenhout / Marcel Bovyn. In : Gedenkschriften Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde. Derde reeks, deel 10, blz. 197). Ook ca. 1775 behoorde het perceel nog tot de eigendommen van de abdij. Pas in de negentiende eeuw kwam het perceel in handen van particulieren.

Nu begrijpen we wel dat de naam “Restveld” voor de bewoners van de nieuwe straat niet zo aantrekkelijk klinkt, juist naast het huidige kerkhof. Daarom opteerde de gemeenteraad dan ook voor de bloemrijke naam “Klaprooshof” naar analogie met de Rozenlaan, die parallel met het Klaprooshof de Kerkhofstraat met Terkamerveld verbindt.

Klaverveld

Meer info volgt...

Kloosterstraat

Meer info volgt...

Kluisweg

In de eerste bocht van de Bovendonkstraat is er links niet alleen de aftakking naar het gemeentelijk containerpark. Er even voorbij is ook een zijweg die midden vorige eeuw in onze wegenatlas werd opgenomen onder de naam Kluysweg. Via deze weg was reeds in 1690 het toponiem het Cluysveldeken te bereiken, dat zijn naam ontleende aan de Cluys in de hoek gevormd door de Bovendonkstraat en de toegangsweg naar het containerpark.

Tegen het kiezen voor de oude naam Kluisweg kan moeilijk enig bezwaar worden ingebracht. Blijft nog de rol die de Cluys ooit kan hebben gespeeld.

De Cluys bevond zich aan het einde van het dorp of aan de rand van het bos. Etymologisch betekent cluys : woonst van een kluizenaar. Ook Dr. Jan Verbesselt en andere wetenschappers achtten het waarschijnlijk dat er lang geleden een eremiet woonde, al durft men die plaats niet in verband te brengen met de vroegste vestiging van de vertegenwoordigers van de abdij van Affligem te Buggenhout. Dit dan vooral omdat, na in 1125 een groot deel van Buggenhout te hebben verkregen, de abdij er allicht de voorkeur zal aan gegeven hebben haar hof in haar eigen domein op te richten en de Cluys zich buiten dat gebied bevond. Dat sluit natuurlijk niet uit dat er in 1125 of kort nadien een paar paters misschien tijdelijk hun intrek namen in afwachting dat hun curia in gereedheid werd gebracht.

Het perceeltje was alleszins zeer vroeg bewoond. In 1690 bedroeg de oppervlakte 57 roeden en was het verdeeld onder vier eigenaars die het met hun gezin ook bewoonden.

Met Kluisweg brengen we een periode uit onze dorpsgeschiedenis in herinnering die verder teruggaat dan de oudst gekende oorkonde over Buggenhout: de tijd dat de uitbouw van ons dorp nog moest beginnen.

Kortedreef

Zoals verderop vermeld onder Kuipstraat is het wenselijk voor de bebouwde stroken van de verbindingsweg tussen Molenstraat en Beukenstraat twee afzonderlijke namen te voorzien. Het gedeelte aan de kant van de Beukenstraat wordt besproken onder Kuipstraat. Blijft ons nog het westergedeelte, kant Molenstraat.

Het deel van de verbindingsweg, waarvoor de toegang langs de Molenstraat is aangewezen, is gedeeltelijk nieuw en doorloopt een gebied dat lang bebost is gebleven. In 1690 heetten de bossen Hofstat en de Driesschen. De toponiemen de Werrevelders en de Biesewey bevonden zich in de omgeving. We vertoeven hier in een uitgestrekt gebied dat sedert 1230 in bezit was van het klooster van Zwijveke. Bij vergelijk met onze wegenatlas uit circa 1840 bleken de bossen verdwenen en was er in de buurt van de Molenstraat menige veldweg bijgekomen. Hierbij stellen we ook vast dat men voor het nieuwe tracé van de verbindingsweg gedeeltelijk gebruik maakte van een 250 m lange bestaande veldweg die de Molenstraat verbond met het achterste deel van een andere veldweg die ondertussen, in 1960, in onze stratenlijst werd opgenomen onder de naam Dreef. Ook nu nog sluit onze lange verbindingsweg tussen Molenstraat en Beukenstraat aan met de Dreef die toelaat de Krapstraat te bereiken. In de reeds genoemde wegenatlas werd dit oude maar tegenwoordig beter uitgeruste weggedeelte vermeld met de naam Kortedreef.

Daar de doorlopen toponiemen zich hier minder lenen voor een nieuwe straatnaam en er reeds anderhalve eeuw een naam beschikbaar is, achten ook wij het wenselijk Kortedreef te herwaarderen. Kortedreef en Kuipstraat liggen dus in elkaars verlengde, met op 250 m van de Molenstraat de aftakking Dreef : het punt waar beide straatnamen eindigen.

 

Koudehaard

Krapstraat

Kruisbaan

Kruisheide

De oude Cruijs heijde was te Malderen zeer vroeg een belangrijke wijk op de weg naar Lippelo, met ter plaatse aftakkingen naar Opdorp en naar de kastelen van Marselaer en Groenhove. De omgeving was in 1717 nog grotendeels een heidegebied dat aansloot bij Lippelobos, maar met aan de rand ervan toch reeds talrijke woningen. Het zou ons niet verbazen dat – gezien de bewoning – er zoals in andere dorpen en voorafgaand aan de latere veldkapelletjes, ooit een kruis stond opgesteld waaraan de wijk haar naam ontleende.

Wat ons echter verwonderde was dat landmeter Jan Van Acoleyen, bij het opmaken van het landboek van Malderen, geen baan of weg tekende dwars door de heide. Het is net of iedereen mocht er vrij zijn weg kiezen om, eens op het grondgebied van Lippelo te zijn gekomen, een weg ter beschikking te hebben. Die toestand is analoog aan die van de vroegere Boksheide, waar destijds evenmin afgebakende wegen voorhanden waren. Pas op de kaart van Ferraris van omstreeks 1775 vonden we Malderen normaal verbonden met Lippelo.

Het was vooral langs de weg in de richting van het Zwaantje, maar ook langs deze naar Opdorp, dat de eerste boerderijtjes werden opgericht om vervolgens aan de ontginning van de eigenlijke heide te beginnen. Die onderneming zou niet volledig slagen aangezien er nog steeds een deeltje is van bebost.

Houden we het bij de aftakking naar Opdorp, dan kunnen we vermelden dat die straat te Londerzeel (waarmee Malderen fusioneerde) tegenwoordig officieel bekend is onder de naam Kruisheide. Uiteraard was de omgeving van de wijk ook te Opdorp goed bekend. Het was in zekere zin dan ook normaal dat onze Opdorpse voorzaten de zijstraat van de Spiedamstraat reeds Cruysheydestraetnoemden en haar midden vorige eeuw onder die naam lieten opnemen in hun wegenatlas. Daar er ondertussen geen enkel element opdook om nu die vroegere zienswijze in vraag te stellen, menen we dat de straatnaam Kruisheide nog steeds volledig is verantwoord.

 

Kruisveldstraat

Kuipstraat

Aangezien deze lange verbindingsweg in een recent verleden werd opgenomen in een ruilverkavelingsplan en dienovereenkomstig slechts op een beperkte breedte werd verhard, lijkt het ons evenmin gewenst voor de vernieuwde weg slechts één naam te kiezen. Langs de weg is er enkel bebouwing in de buurt van de Beukenstraat en nabij de Molenstraat, met er tussenin een onbebouwde strook van nagenoeg 700 m lengte. Daar de nieuwe straat twee ver van elkaar liggende inritten heeft, kan de aard van de weg voor zwaar en breed vervoer problemen scheppen. Om de bebouwing precies te kunnen lokaliseren en zijn bestemming zonder moeilijkheden te bereiken, zijn twee aparte straatnamen hier wenselijk.

Bekijken we nu het weggedeelte aan de kant van de Beukenstraat.

De lange verbindingsweg Beukenstraat – Molenstraat bestond reeds in 1690, alleen met dit verschil dat voorheen, na ongeveer een derde van het traject, de weg lichtjes afboog naar rechts om de Molenstraat precies in haar laatste kromming te bereiken. De nieuwe weg sluit bij de Molenstraat aan ongeveer 300 m meer naar het zuiden.

Het oude weggedeelte was ook in 1690 bebouwd en heette Cuypstraetken. Daar er langs Hogelinde toen nog een brouwerij was, is het best mogelijk dat er langs de zijweg een kuipersgezin woonde, waarnaar de weg werd genoemd. Op de Hogelinde werden de brouwersactiviteiten echter gestaakt omstreeks 1755 en nadien bleek de buurt minder geschikt voor een kuiper. Mogelijk is dat ook de oorzaak dat de naam Cuypstraetken in onbruik en nadien vergeten geraakte. Een eeuw later noemde men de verbindingsweg in onze wegenatlas immers Krapsheydestraetjen omdat hij naar het toponiem Crapshey leidde. Als nieuwe naam voor dit gedeelte van de verbindingsweg verkiezen wij echter opnieuw het verleden op te roepen en de activiteiten van onze voorzaten in de buurt in herinnering te brengen. Laat ons hopen dat Kuipstraat nu een langer leven wordt beschoren.

Voor het overige gedeelte van de verbindingsweg, kant Molenstraat: zie Kortedreef.

Kuitelgem

Langeweg

Langhuis

Vooraan is er rechts langs de Sportveldstraat de toegangsweg naar o.a. een vervallen herenhuis uit voorgaande eeuw nabij de spoorweg. Voorlopig is het nog een steegje waaraan de nieuwe naam Langhuis werd toegekend. Het betreft een vereenvoudigde vorm van het vroegere ‘t Lanckhuys, waarmee een huis met omgeving werd bedoeld. De bewoners ervan domineerden gedurende een paar eeuwen onze gemeenschap.

In het begin van de zeventiende eeuw werd ‘t Lanckhuys bewoond door Geert Van Wemmele, stadhouder of grondheer van het laathof Moorsrolle te Buggenhout. Hij verzorgde het plaatselijk beheer van de overtalrijke goederen van de abdij van Affligem. Het waren afstammelingen uit zijn geslacht en bewoners van de ouderlijke hofstede die tot het einde van het Oud Bewind het ambt van griffier van Moorsrolle in de familie hielden. De laatste telg, Egidius Van Wemmele, overleed ongehuwd in 1799. Nadien werd het familiepatrimonium onder de erfgenamen verkaveld en zou ‘t Lanckhuys nog worden bewoond door de familie Lems om het later te slopen.

Ten tijde van het geslacht van Wemmele en de eersten met de naam Lems stond er langs de Sportveldstraat slechts ‘t Lanckhuys en was die straat nog een dreef van aan de Kerkstraat tot de Opdorpseweg, waartoe ook de huidige Pastorijstraat werd gerekend. Vermoedelijk was de laatste bewoner van ‘t Lanckhuys Jan Frans Lems die van 8 oktober 1848 tot zijn overlijden op 17 oktober 1861 burgemeester was van Buggenhout.

Enkele jaren geleden waren we in de gelegenheid om de nog bewaard gebleven dagboeken in te zien die door de Buggenhoutse van Wemmeles werden bijgehouden. Het gaat om geschriften met tal van wetenswaardigheden, maar bij het doornemen werden we vooral getroffen door de rijkdom van die voormalige dorpsbewoners. Hun eigendommen bleven niet beperkt tot Buggenhout. Ook in het omliggende bezaten zij vele landerijen. Bovendien had men er steeds voldoende kapitalen ter beschikking om – tegen een interessante rente – wie dan ook uit de penarie te helpen. Het waren niet alleen onze eenvoudige landbouwers die op ‘t Lanckhuys beroep deden voor een of andere investering. Ook dorpsbesturen (o.a. Asse) en steden (o.a. Antwerpen) wisten tot wie zich te wenden om financiële moeilijkheden te boven te komen. Zelfs adellijke telgen zoals Dierick van Liesfelt en de hertog van Bournonville (voor de aankoop van de heerlijkheden Buggenhout, Baasrode en Sint-Amands) kwamen naar ‘t Lanckhuys om er aanzienlijke bedragen te ontlenen. Wanneer zelfs de Staten van Brabant bijna voortdurend in de schuld stonden bij de bewoners van ‘t Lanckhuys, dan is het wellicht overbodig nog te vermelden dat vanuit die buurt het economisch leven van ons gewest grotendeels werd beheerst.

Zoals de Cruysveltstede tijdens de Middeleeuwen de impulsen gaf tot de ontginning van het Buggenhouts grondgebied, werden nadien de mercantiele activiteiten vooral door ‘t Lanckhuys gestimuleerd.

Leemputten

Rechts langs de Kasteelstraat zijn er twee zijstraatjes die achteraan met elkaar in verbinding staan en waarvan de bebouwing tot heden bij de Kasteelstraat werd gerekend. Samen met de Kasteelstraat omsluiten de straatjes een blok van ongeveer 37 aren. In het begin van vorige eeuw waren er reeds twaalf woningen opgericht, die meestal door eenvoudige arbeidersgezinnen werden bewoond. Voor die tijd en buiten het eigenlijk dorp gaat het om een abnormale grondversnippering en een concentratie van woningen die we slechts kunnen verklaren als mogelijk gevolg van een langdurige werkgelegenheid in de buurt. En ver hoefden we hiervoor niet te zoeken. Het blok, achteraan en in het midden, stond via een korte weg in verbinding met een terrein dat het toponiem de Leemputtendroeg. Dit was een perceel van precies een bunder (400 roeden of 1,33 ha) waarvoor Alexander de Bournonville in 1653 de toelating gaf tot ontzavelen. Waarschijnlijk bedoelde men met ontzavelen het winnen van grondstof voor de woningbouw en het zou ons niet verbazen dat de vroegste bewoners van de steegjes betrokken waren bij de leemwinning.

Aan het einde van de zeventiende eeuw en zelfs nog later was leem een courant gebruikt bouwmateriaal en voor de er tewerkgestelden lag het dan ook voor de hand dat zij zich gemakkelijk het nodige konden aanschaffen om zich in de buurt eigen woongelegenheden op te richten. Wellicht betrof het voorlopige behuizingen die dan door latere generaties werden gesloopt en vervangen door duurzamere gebouwen.

Met de nieuwe straatnaam Leemputten, of de straat die naar de Leemputten voerde, wordt niet alleen het achterliggende toponiem opnieuw in de actualiteit gebracht, maar wordt er bovendien herinnerd aan het vroeg ontstaan van de drie straatjes en hun gemeenschappelijke geschiedenis.

Lentepark

Lievekensstraat

Lijneveldstraat

Lijnsebossen

Ook hier betreft het een verbindingsweg doorheen een gebied waar een kwarteeuw geleden een ruilverkaveling tot stand kwam. In 1690 was het gebied waar de weg zou worden aangelegd nog grotendeels bebost met de Lijnsche Bosschen en de Driesschen. Ook in 1775 waren er nog bossen, maar het 216 roeden groot perceel Sectie E nr. 514 was dan reeds ontbost. Het was verdeeld in twee kavels van respectievelijk 166 roeden en 50 roeden die allebei waren bebouwd, alhoewel zij niet aan de Beukenstraat waren gelegen. Op het grootste perceel hiervan woonde Jan Heymans, die er in 1794 werd opgevolgd door blokmaker Jacobus Franciscus Van Cauter. Het kleinere perceel werd in 1775 bewoond door Petrus Heymans die het naliet aan zijn zoon Michaël. We vonden geen bewijs dat hun toegangsweg toen reeds langer zou geweest zijn dan een 150-tal meter. Midden vorige eeuw bleek de weg doorgetrokken tot de Meirputbeek, op ongeveer 260 meter van de Oude Beukenstraat, en werd hij in de wegenatlas vermeld als Nieuwland weg.

Wellicht nam men er nieuwe gronden in gebruik. Maar ook toen was er nog geen behoefte aan een tweede verbindingsweg tussen de Beukenstraat en de Molenstraat. Daarin zou pas in een recent verleden verandering komen gevolg het genoemd ruilverkavelingsproject en het verleggen van een oud weggedeelte in de richting van de Kortedreef.

Daar de voorste helft van deze ruim duizend meter lange verbindingsweg doorheen een zone kwam die Lijnsche Bosschen heette, is de nieuwe straatnaam Lijnsebossen zeker te verantwoorden al werd de oorsprong van de naam nog niet met zekerheid achterhaald. Eerst dachten we aan een eventuele Lijn, een veel gebruikte afkorting van Katelijn, als mogelijke eigenares, maar in 1690 behoorden de bossen aan Hubert Mortgat, die ze had geërfd van zijn ouders. Of waren die bossen tamelijk gelijnd aangeplant ?

Een van de vele vragen waarop we een antwoord moeten schuldig blijven.

Voor de andere helft, kant Molenstraat, van deze verbindingsweg: zie Driesenweg.

 

Lindebos

Links langs de Krapstraat is er juist voorbij een bekende drankgelegenheid eveneens een tamelijk lange maar doodlopende zijweg. In 1690 was deze zone nog grotendeels bebost en gekend onder het toponiem den Lindebosch. Eigenlijk strekte dit toponiem zich uit aan beide zijden van de Krapstraat. Komende van Hogelinde bevond het grootste gedeelte of ongeveer 27 dagwand van den Lindebosch zich rechts langs de straat. In dit gedeelte waren de bossen in 1690 reeds verdwenen maar geheel het gebied behoorde nog aan het klooster van Zwijveke. Het gedeelte links van de Krapstraat waarin later de zijweg werd aangelegd had een oppervlakte van nagenoeg 11 dagwand. Alhoewel het nog voor meer dan de helft was bebost was het reeds in bezit gekomen van vijf verschillende eigenaars. Het was langs deze kant van de straat dat in de tweede helft van de achttiende eeuw de eerste woningen verschenen, niettegenstaande de aanwezigheid van de Meirputbeek. Na een paar generaties zouden ook de percelen langs de ondertussen ontstane zijweg worden verkaveld en versnipperd, waardoor familienamen als Saerens, Van Gucht, De Bruyn en Vermeir er hun vaste stek vonden.

Door het betrekkelijk laat ontstaan van de zijweg en het ontbreken van andere toponiemen dan den Lindebosch, lag het voor de hand dat men voor de straatnaamgeving naar dit oud toponiem zou verwijzen.

Door de bouwlustigen werd voor de overkant van de Krapstraat aanvankelijk minder belangstelling getoond en die zone bleef van steegjes gespaard.

Lindedreef

Lismeer

Langs de Stenenstraat is er, ongeveer tegenover een drankgelegenheid, een oude zijweg in de richting van de Kalkenstraat zonder met deze laatste een verbinding te vormen. Het baantje begrensde ooit een perceel van precies honderd roeden of één dagwand, waar in 1775 het bos was gerooid en dat toen zelfs al was bebouwd door Hendrik Van Ransbeeck. Midden vorige eeuw stonden er op het perceel en langs het baantje reeds een vijftal woningen van zijn nakomelingen, alhoewel er volgens de wegenatlas uit die periode nog geen officieel erkende toegangsweg zou hebben bestaan.

In ons landboek uit 1690 staat geheel de zone tussen Stenenstraat en Kalkenstraat nog aangeduid als bebost. Het betrokken perceel, met baantje, droeg geen toponiem, evenmin als de twee aanliggende percelen. Meer in de richting van de aftakking naar de Meir waren er achtereenvolgens het Lismeirebosken en het Lismeirken. Even in de richting van de Ravenstraat bevond zich de Willeweij. Tegenover onze toegangsweg en dus langs het noorden van de Stenenstraat waren in 1690 alle bossen tussen Ravenstraat en Meir reeds verdwenen en kende men toponiemen als het Steenten en de Berckenweij. Landschappelijk sloot ons perceel best aan bij het Lismeirebosken zonder ervan deel uit te maken. Op dit laatste zou veel later nog een bakkerij worden opgericht. Gezien echter de geringe afstand tot het Lismeirebosken, en het feit dat de andere omliggende toponiemen moeilijker in aanmerking komen, was het uiteraard aangewezen zich door die oude naam te laten inspireren voor een nieuwe straatnaam. Het is overigens een naam die ons nog iets verraadt over de lang geledene bodemgesteldheid in de omgeving. Lismeir is immers een samenstelling van lis(plantnaam) en meir (meer, waterplas). Vermoedelijk lag het betrokken perceel nabij een tamelijk vochtig gebied of was er in het naburige bos een poel waar een lisachtig gewas zijn gading vond.

 

Maalderijstraat

Maldersebouw

Mandekensstraat

Maricolenweg

Meersstraat

Langs de Vitsstraat is er links, naast het huidig huisnummer 41, een zijwegje dat ooit werd gebruikt om de grote meerszone langs de Opdorpsebeek te bereiken. Als belangrijkste meersgebied van ons dorp droegen verscheidene percelen dan ook het toponiem Buggenhoutmeersch. In het verleden waren het zeer waardevolle percelen die verscheidene eeuwen in bezit bleven van de kloostergemeenschappen van Affligem en Zwijveke.

Ter onderscheiding van andere veldwegen was betrokken zijstraat midden vorige eeuw bij onze bevolking nog gekend als Verdicktesweg en hij werd onder die naam dan ook opgenomen in de toenmalige atlas van de buurtwegen. Zoals destijds vaak gebeurde, liet men zich voor een naamgeving gemakkelijk leiden door de naam van een of andere gebruiker van de weg of van een bewoner in de buurt. Dit bleek ook hier het geval te zijn, want juist voor het baantje bevond zich indertijd de hoeve van een familie Verdickt. Deze familienaam was echter reeds in 1867 uit de omgeving van de Vitsstraat verdwenen. Er is dan nu, bijna anderhalve eeuw later, geen enkele reden om er nog een beroep op te doen.

Alhoewel men vroeger natuurlijk ook met veeteelt was begaan, lag de klemtoon vooral op akkerbouw en werden er weinig gronden opgeofferd aan weiland. Hierin zou pas verandering komen wanneer men niet meer werd verplicht om voor de verwerking van de melk zelf in te staan. Menig landbouwer gaf er dan ook de voorkeur aan in het omliggende een beemd of meers in pacht te nemen, temeer het onderhoud ervan weinig verplaatsingen vergde.

We mogen aannemen dat er te Buggenhout steeds weinig grasland is geweest. We gaan dan niet alleen af op ons landboek uit 1690, maar ook op de oude oorkonden waarin de bodemgesteldheid wordt vermeld en de voornaamste gebieden het eerst worden genoemd. Voor Buggenhout was de volgorde : landen, bossen, waters en meersen. Dat landen en bossen voorrang genoten kan ons niet verbazen. Minder duidelijk is het waters op de derde plaats te vinden. Vermoedelijk hield men buiten de beken en poelen ook rekening met de Scheldeoever. Dat de meersen slechts in laatste instantie worden genoemd kan slechts worden verklaard door hun in verhouding geringe oppervlakte. Dit betekent geenszins dat zij minder waardevol waren, integendeel. Het is dan ook geen toeval dat Buggenhoutmeersch zo lang in bezit is gebleven van de abdijen die er in 1690 slechts een deel hadden van afgestaan aan een paar voorname heerschappen waarmee Affligem en Zwijveke de beste relaties onderhielden.

Meersstraat is een toponymisch verantwoorde keuze die ons ook laat mijmeren over de vroegere gewoonten in de landbouw waarbij de meersen een belangrijke plaats innamen. Wegens de beperkte bebouwing langs de straat hoeven we anderzijds niet te vrezen voor veel verwarring met het nieuwe Meersveld te Opdorp.

Meersveld

Mogelijk betreft het hier een weinig bekende zijweg, langs de westzijde van de Opdorpse Dries, die nagenoeg uitsluitend wordt gebruikt door landbouwers die wat te verrichten hebben in de omgeving van de Beekvelden. Behoudens wat akkerland is er vooral de zone naast de Dam-, Klaver- en Opdorpsebeek met haar waardevolle meersen in trek. Het bleef lang een onverharde veldweg die ook het perceel begrensde dat tegenwoordig wordt gebruikt als voetbalterrein.

Om voor deze zijweg, waarvan de bebouwing voorheen tot de Dries werd gerekend, een aparte naam te bedenken hoefde men niet te zoeken. Midden vorige eeuw werd hij in de wegenatlas van Opdorp reeds opgenomen onder de naam Meersveldstraet. Die naam toonde duidelijk aan naar welk gebied het straatje leidde. Mits een kleine aanpassing kan hij dan ook worden behouden en in zekere zin geherwaardeerd voor de toekomst.

Meir

Meirbos

Michaël Windeystraat

Minneveld

Missiestraat

Molenberg

Meer info volgt...

Molenstraat

Monnikenveld

Toen men circa 1840 onze vroegste wegenatlas opstelde zag men zich genoodzaakt tal van secundaire wegen een naam te geven. De meeste van die wegen bleven min of meer behouden daar waar sommige later werden uitgerust tot volwaardige straten of uit ons landschapsbeeld verdwenen. Een van die vroegere wegen, die alleszins reeds in 1690 bestond, was wat we nu Minneveld noemen, maar midden vorige eeuw de naam Moninckxbaentjen kreeg. Geheel het blok begrensd door de Sportveldstraat, Minneveld en Vitsstraat was immers, samen met talrijke andere goederen, tot het einde van het Oud Bewind in bezit gebleven van de abdij van Affligem. Vermoedelijk was het de intentie van onze overheden om het verleden van die omgeving in herinnering te houden. Met dat voornemen hield onze bevolking echter geen rekening. Langs het Moninckxbaentjen bleef het open veld, waar tot en met de Eerste Wereldoorlog nog iedere bebouwing ontbrak. Dat kon slechts bijdragen om de naam te vervormen tot Minneveld, een naam die door onze gemeenteraadsleden in zitting van 12 november 1930 werd geofficialiseerd. Het paar huizen dat er toen stond werd aanvankelijk bij de Vitsstraat gerekend en had men vervolgens bij de Kerkhofstraat (!) gevoegd.

De naam Minneveld is ingeburgerd geraakt en het heeft geen zin hem nu nog te veranderen. Bovendien is er kort na 1930 langs de Vitsstraat een bijkomend zijstraatje ontstaan in de richting van het vroegere voetbalterrein. Voorlopig is het nog een doodlopend straatje dat op een aparte naam wachtte en eveneens in het uitgestrekte Meuninckxvelt werd aangelegd. Door dit straatje nu de naam Monnikenveld te geven grijpt onze overheid een tweede kans om het niet te miskennen ontginningswerk van de monniken, van de twaalfde tot de veertiende eeuw, nog eens in de belangstelling te brengen. We kunnen alleen hopen dat de naam in de toekomst bestendigd blijft zonder op volkse wijze te worden vervormd.

Mosten

Mostenveld

Muiten

De omgeving van dit straatje was in 1775 nog grotendeels bebost, waardoor het straatje – als bosweg – ook tamelijk laat zou ontstaan. In onze oude wegenatlas van omstreeks 1840 vermeldde men de weg als Bakkersweg. Inderdaad, begin vorige eeuw woonde er langs de Ravenstraat maar nabij het straatje een gezin De Backer. Dit gezin werd er opgevolgd door een dochter die Adriaan Luypaert huwde en nadien door de kleindochter Amelia Luypaert, getrouwd met Jan Frans Hamerijckx.

Daar de plaatselijke bostoponiemen zich minder lenen tot een straatnaam en de vroegere naam geen zin meer heeft, vinden we het positief zich te laten inspireren door de aanwezige waterputten. Vermoedelijk kenden de putten een natuurlijk ontstaan, maar wisten de buurtbewoners ze zich in voorgaande eeuw toch ten nutte te maken, aangezien uit de putten onlangs nog een bussel vlas werd opgedolven. Waar hun naam de Muiten echter vandaan komt werd nog niet achterhaald. Dat was bij onze vroegere jeugd, voor wie het een uitverkoren terrein was om vrij te kunnen plonzen en zijn hart op te halen, allicht het minste van haar zorgen.

De putten van de Muiten kregen ondertussen een grondige schoonmaakbeurt en vormen in onze dagen de geliefkoosde omgeving van de vissersclub‘t Onzent en van allen die een rustig en verpozend hoekje weten te waarderen. Door de nieuwe functie van de verschillende visrijke waterputten en de charme die van deze verkwikkende zone uitgaat, vonden er steeds meer medeburgers een ontspannende vrijetijdsbesteding. Dat gaf als gevolg dat de naam de Muiten niet beperkt bleef tot het vissersdomein, maar werd overgedragen op het straatje dat ertoe leidt en als dusdanig algemene bekendheid verwierf.

De straatnaam Muiten is dus spontaan ontstaan, waarbij zich niemand nog vragen stelt. Wanneer deze naam nu ook nog een officieel tintje krijgt en men hem opneemt in ons nieuw stratenplan, betekent het meteen een tegemoetkoming aan de wens van talrijke dorpsgenoten.

Muldersweg

Uit de vele nieuwe straatnamen die nu worden toegekend mag geenszins worden afgeleid dat het meestal om jonge straten of steegjes zou gaan die bij gebrek aan reglementering, of de controle hierop, tot stand kwamen. Zo behoort ook deze zijweg van de Vekenstraat tot de oudste straten van Opdorp. Het was eeuwen geleden reeds een straat die de Vekenstraat in nagenoeg rechte lijn verbond met Larendries. Mogelijk was het eens de voornaamste verbindingsweg tussen Opdorp en Sint-Amands. Daarin kwam pas midden vorige eeuw verandering. Op 20 mei 1849 vergaderden immers de burgemeesters en schepenen van Steenhuffel, Malderen, Opdorp en Sint-Amands. Ze kwamen tot overeenstemming om de weg van Steenhuffel-dorp tot de provinciale steenweg te kasseien. Iedere betrokken gemeente zou haar deel van het werk bekostigen. De beslissing werd bij de Opdorpse bevolking zeer gunstig onthaald. Toen werd natuurlijk ook gekozen om de weg van de Opdorpse Dries tot den Haan van een degelijk wegdek te voorzien. Het gevolg was dat de weg van de Vekenstraat naar Sint-Amands in onbruik raakte; althans het gedeelte tot de provinciale steenweg. Vanaf dit kruispunt (aan de latere drankgelegenheid Rozenhof) tot Larendries mocht de weg op verdere overheidshulp blijven rekenen om een volwaardige straat te worden.

Wat nu de naam betreft, vonden we in het twintigste penningcohier van Opdorp (1572) tal van vermeldingen in de aard van een oude bunder lants gelegen op de beke in de muelderstrate, en op een kaart van Sint-Amands uit 1785 werd het verlengde van de straat aangeduid met Mulderstraet. Een taal evolueert echter en midden vorige eeuw werd het in de wegenatlas van Opdorp Molderstraat. Die vorm of schrijfwijze bleef ook nog behouden op het kadasterplan van 1978. Op het grondgebied van Sint-Amands is de straat in onze dagen officieel bekend als Maalderstraat.

Hieruit blijkt duidelijk dat het ooit één straat is geweest, die in beide dorpen werd genoemd naar een molenaar of maalder, waar men zich voor de schrijfwijze van de naam soms liet leiden door het ter plaatse gebruikte dialect. Mulder is overigens de vroegere naam voor maalder, waaruit ooit de familienamen De Mulder, Van Mulders en dergelijke ontstonden.

Als verwijzing naar haar verre oorsprong en haar vroegere rol in het verkeer tussen Opdorp en Sint-Amands, zou men bij de keuze van een straatnaam, in navolging van Sint-Amands, kunnen kiezen voor Maalderstraat. Toch verkiezen we de misschien voor sommigen verouderde vorm Muldersweg om iedere verwarring te voorkomen met de reeds bestaande Maalderijstraat. Bovendien zal de huidige veldweg wellicht toch nooit over de totale lengte worden uitgerust tot straat. Niet alleen de Dam- of Klaverbeek vormt hiervoor een hindernis, maar we betwijfelen of Sint-Amands nog ooit veel interesse zal opbrengen voor het gedeelte van de grensbeek tot de provinciale steenweg.

Najaarsdroom

Nog voor de eerste woningen voor bejaarde echtparen in 1973 in Herfstpark werden betrokken bleek het initiatief een voltreffer te worden. Bijkomende woningen, gespreid over de verschillende woonkernen van onze gemeente, werden dan ook reeds gepland en voorbereid.

Alleen de administratieve rompslomp kon nog voor enige vertraging zorgen in de verwezenlijking. Het was dan ook voor velen een opluchting toen in het voorjaar van 1978 een nieuwe reeks van knusse woningen kon worden ter beschikking gesteld, waaronder deze langs een zijweg van Lindedreef. Er ontstond een straatje waar onze bejaarden hun eigen leven kunnen leiden, maar waar eventueel nodig, toch gemakkelijk beroep kan gedaan worden op de diensten van het nabije rustoord. Van die wens bleven onze voorzaten lang verstoken, maar nu komt men volledig tegemoet aan de sociale en maatschappelijke behoeften van velen.

Daar we voor de zone waarin het straatje is gelegen geen specifiek toponiem kennen, menen we dat de straatnaam Najaarsdroom toch goed aansluit bij de functie en de doelstelling van de bejaardenwoningen en het rustoord in de buurt. Voor welke bejaarde echtparen zou het geen droom zijn om in het najaar van hun leven van geborgenheid te kunnen genieten, vrij van vele beslommeringen en in het besef dat in de nabijheid alles in gereedheid wordt gehouden om bij enig probleem de oplossing aan te bieden.

Nettebroekdreef

Langs de Kasteelstraat is er ter hoogte van de Boskapel een zijweg in oostelijke richting die, uitgezonderd voor aangelanden, verboden is voor gemotoriseerd verkeer. Het is een dreef die ooit Kapellebaan werd genoemd maar waarvan de bebouwing tot voor kort bij de Eikendreef werd gerekend, alhoewel zij van die eigenlijke straat door bosbarelen is afgesloten.

Deze dreef werd samen met andere dreven in ‘s Heerenbosch aangelegd tussen 1655 en 1660. Dat gebeurde dus kort nadat hertog Alexander de Bournonville in 1656 tot prins werd verheven en de titel van prinsdom mocht overdragen op zijn voornaamste bezit, wat toevallig zijn heerlijkheid te Buggenhout was. Vermoedelijk bracht dat geen bijzondere baten aan onze voorouders en was het veeleer om zijn prestige wat op te smukken dat de prins zijn bos liet verfraaien door de aanleg van enkele brede en rechte dreven ter vervanging van voor jagers minder comfortabele slingerwegen. Mogelijk dateren uit dezelfde periode ook de talrijke toponiemen in ‘s Heerenbosch, aangezien zij door die nieuwe dreven werden afgebakend. Dit sluit natuurlijk niet uit dat men voorheen ook behoefte had aan specifieke plaatsnamen om iets precies te kunnen lokaliseren en de bosbouw in goede banen te houden. In ieder geval, de zone die werd begrensd door deze dreef, de latere Kasteelstraat, de Branddreef en de Bareeldreef werd Nettebroeck genoemd en had een oppervlakte van 27,5 bunder of ongeveer 37 ha.

Over de betekenis van Nettebroek vonden we nog geen afdoende verklaring. Het achterhalen van de betekenis van een vroegere naam wordt vaak bemoeilijkt door het feit dat er eertijds nog geen spellingregels waren te volgen en men de namen schreef zoals men meende ze door de plaatselijke bevolking te hebben horen uitspreken. Het is dus best mogelijk dat in andere documenten voor dezelfde naam een verschillende schrijfwijze werd weerhouden. Voorlopig gaan we ervan uit dat een aanzienlijk gedeelte van Nettebroeck betrekkelijk laag en vochtig was gelegen. Vermoedelijk was het ooit een bos waarin brandnetels of ander doornig struikgewas welig opgroeiden.

Nieuwstad

Zoals reeds geschreven bij de Holstraat is er voldoende reden om de straatnaam Nieuwstad te beperken tot een enkele straat. Verder is het volkomen normaal dat de naam wordt voorbehouden aan de dichtbebouwde aftakking die ondertussen een doodlopende straat is geworden. Laat ons dan ook duidelijk stellen dat deze straat oorspronkelijk geen aftakking was, en evenmin doodlopend, maar dat zij gedurende eeuwen mede de belangrijkste verbindingsweg vormde tussen Opdorp en Malderen. Het was maar nadat midden vorige eeuw de huidige Vierbunderstraat (toen nog Hoogweg) een eerste verharding kreeg dat de meeste voerlui een ander traject verkozen. Bijgevolg werd de oude straat op het grondgebied van Malderen geleidelijk verwaarloosd. Wellicht vonden de bewoners van Nieuwstad dat een spijtige zaak, aangezien de afstand tot het dorp van Malderen slechts de helft bedroeg van deze tot de Opdorpse Dries.

Wat de naam Nieuwstad betreft moeten we in herinnering brengen dat de omgeving in 1572 nog een onbewoond heidegebied was dat zich uitstrekte tot Driehuizen. Verder konden we uit de bevolkingslijsten die de Malderense pastoor Certon in 1706, 1712, 1719 en 1725 opstelde, afleiden dat de pastoor iedere keer met de bewoners van Nieuwstad aan zijn rondgang te Opdorp begon. Voor de auteur was het wellicht belangrijk te weten wie zijn paasplicht diende te vervullen. Bij nader onderzoek stelden we vast in de wijk slechts weinig autochtone Opdorpse gezinnen aan te treffen, maar bewoners afkomstig uit Malderen, Londerzeel en Sint-Amands. Dat sterkt ons in de mening dat Nieuwstad niet ontstond als een logische uitbreiding van Opdorp, maar veeleer als een thuishaven voor hen die mogelijk in de zeventiende eeuw bij de ontginning van de heiden waren betrokken. De bevolkingsgroep leunde, gezien de korte afstand, aan bij Malderen (waarmee men ook parochiaal was verbonden) maar verkoos de vrijheid te Opdorp om er zich te vestigen. Het zou ons ook niet verbazen dat de buurt op een zeer korte tijdsspanne plots werd bevolkt en dat daaruit de naam Nieuwstad ontstond, aanvankelijk met een spottende ondertoon, maar nadien toch bestendigd.

Door het feit dat de buurt van Hof Ten Beveren onbebouwd bleef, geloven we niet dat ervan in de zeventiende eeuw en later nog enige aantrekkingskracht uitging. De nabijheid van Malderen en de ligging langs een drukke weg waren destijds allicht interessantere factoren om Nieuwstad als woonplaats te verkiezen.

Nieuwstraat

Opstaldries

Otto De Maeyerstraat

Oude Beukenstraat

In dit geval kunnen we niet spreken van een nieuwe straat, want het betreft hier een deel van onze aloude Beukenstraat die zo werd genoemd naar een uitgestrekt beukenbos dat zich achteraan langs de straat bevond. Bij wegeniswerken die omstreeks 1974 werden uitgevoerd achtte men het wenselijk een klein gedeelte van het tracé aan te passen aan het toegenomen verkeer. Dit had tot gevolg dat er in de buurt een deel van de vroegere rijweg werd veronachtzaamd, maar toch behouden bleef voor de aangelanden. Wegens de bijkomende bebouwing die aldaar verscheen en genummerd bleef met de Beukenstraat, is enig zoekwerk er niet uitgesloten vooraleer zijn bestemming te vinden.

Daar de bewoners van dit oude straatgedeelte vanzelfsprekend tot de Beukenstraat blijven behoren, zijn we er eveneens van overtuigd dat een totaal nieuwe straatnaam hier ongepast zou zijn. Vermoedelijk wordt er met Oude Beukenstraat aan de wensen van de omwonenden voldaan en komt men bovendien aan de gestelde eisen tegemoet.

Oude kerkweg

Paardenkerkhof

Deze weg volgt nagenoeg over geheel het traject een aloude straat die reeds in het landboek van 1690 Berrekensstraete werd genoemd, allicht omdat er zich achteraan langs de straat en langs de Beukenstraat een groot berkenbos bevond. De Berrekensstraat was ooit een uitzonderlijk brede verkeersweg die echter samen met de Schriekstraat en het achterste gedeelte van de voormalige Vitsstraat in onbruik zou komen na de aanleg van de Provincialebaan in 1829 en het in gebruik nemen van de spoorlijn tussen Mechelen en Dendermonde in 1837. Op sommige plaatsen was de straat meer dan tien meter breed, maar in de gemeenteraadszitting van 5 september 1870 was men van oordeel dat die breedte hinderlijk was om de straat goed rond te leggen. Er werd toen besloten stroken grond van de straat af te staan aan de eigenaars van de aanliggende percelen.

Bleef de naam Berrekensstraat zelfs nog behouden op ons kadasterplan van Sectie A, blad 3 – bijgewerkt tot 1 januari 1978 – dan werd hij door onze bevolking toch nooit aanvaard en was hij reeds lang teloorgegaan. Men noemde de weg gemeenzaam Paardenkerkhof en onder die naam is hij bovendien vandaag de dag nog algemeen bekend. De oorsprong van die naam laat zich gemakkelijk raden. Voor 1870 kwam paardenvlees in ons gewest nog niet in aanmerking als voedingsmiddel en de zeer brede aardeweg bood alle mogelijkheden om een ongewenst kadaver kwijt te raken. Dit was overigens niet alleen te Buggenhout het geval, want Paardenkerkhof is een straatnaam die in talrijke lokaliteiten wordt aangetroffen.

Laat ons toe te besluiten dat de naam Berrekensstraat voldoende kansen heeft gehad om bestaansrecht af te dwingen, maar daarin niet slaagde. Paardenkerkhof zal er wellicht gemakkelijker in gelukken en zal ons blijven herinneren aan een vroegere toestand en gebruik dat jongeren misschien voor onmogelijk houden.

Papenheide

Het voorste gedeelte van de straat Mosten, en ook het zijstraatje dat Mosten verbindt met de veldweg die vroeger de naam Donkerenweg verwierf, werd aangelegd in een gebied dat het toponiem Paepenheyde droeg. Ooit was het dus een heide, begrensd door de Diepmeerstraat en de Provincialebaan, die aan papen behoorde. Paap was in de zestiende eeuw de scheldnaam voor een rooms-katholiek priester, daar waar de protestanten geuzen werden genoemd. Vermoedelijk was de scheldnaam reeds zodanig ontkracht en veralgemeend geworden dat hij in de volgende eeuw geen ergernis meer opwekte.

In 1690 was het meer dan vijfentwintig dagwand grote blok reeds verkaveld, maar nog steeds waren een paar percelen (samen 525 roeden) in bezit gebleven van de kerk en van de abdij van Affligem. Een voorbeeld daarvan was het Thiendeveldeken of de strook langs de Provincialebaan waar de latere bebouwing gekend werd als de Zwarten Boulevard. Daar aan het einde van het Oud Bewind minstens enkele percelen nog steeds waren vrijgesteld van tiendenplicht, mogen we aannemen dat heel deze zone ooit aan de abdij en vervolgens aan de kerk behoorde om pas in de zeventiende eeuw gedeeltelijk te worden vervreemd.

Vermelden we hier ook nog dat doorheen de Paepenheyde reeds voor 1690 een voetpad liep dat Baasrodeweg werd genoemd en door onze voorzaten druk werd gebruikt om zich van de Diepmeerstraat naar Baasrode te begeven. Dat voetpad schafte men pas af na de Tweede Wereldoorlog.

Aangezien het betrokken zijstraatje nog tot het toponiem Paepenheyde behoorde en de plaatsnaam de Mosten westelijker was gelegen, lijkt ons de nieuwe straatnaam Papenheide volkomen gerechtvaardigd. Bovendien zal de naam bijdragen om de kennis van het plaatselijk verleden gaaf te houden.

Pastorijstraat

Patersstraat

Dit straatje, vooraan en links langs de Kalkenstraat, werd aangelegd op de scheiding van het vroegere ‘s Heerenbosch en het Moninckxbosch dat later meestal Affligembos werd genoemd. De huidige woningen bevinden er zich op gronden die ooit aan de abdij van Affligem behoorden. Affligembos was een vijfentwintig bunder (circa 33 ha) groot bos dat reeds in 1237 uit ‘s Heerenbosch werd gelicht en dat het Huis van Grimbergen afstond aan de abdij in ruil voor zekere rechten die zij sedert 1125 te Buggenhout bezat. Aangezien in 1266, toen een deel van Buggenhout werd in leen gegeven, de heren van Grimbergen reeds in bezit waren van de rechtspraak over geheel Buggenhout, mag men stellen dat Affligembos uit die overeenkomst van 1237 was ontstaan. De abdij behield nadien weliswaar nog de lagere of vrijwillige rechtspraak via haar leenhof, maar dat was steeds ondergeschikt aan de schepenbank van Buggenhout-Grimbergen. Het was dit leenhof van Affligem dat in een recentere periode Moorsrolle werd genoemd en tot het einde van het Oud Bewind te Buggenhout bleef bestaan.

Van het oorspronkelijke Affligembos was er in 1690 slechts 16 bunder 49 roeden bos overgebleven. Het noordelijker gelegen gedeelte was toen reeds gerooid en werd verbouwd. Het nog bebost gedeelte had de vorm van een rechthoek die na de aanleg van de Kalkenstraat precies middendoor werd gesneden. Die toestand bleef behouden tot 1791, het jaar dat de verdere ontginning en verkaveling werd aangevat. Midden vorige eeuw was nagenoeg heel het voormalige bos gerooid en behoorde Affligembos tot het verleden.

Misschien was het wegens het ontbreken van een degelijke bestrating dat dit gedeelte van de Kalkenstraat zeer lang onbebouwd bleef. Om de eerste huizen te zien verschijnen in de zone van het eertijdse Affligembos was het wachten tot na de Eerste Wereldoorlog. In het betrokken straatje zou een eerste woning worden opgericht in 1933.

Wegens de talrijke en uitgestrekte goederen van de abdij van Affligem te Buggenhout was er in vroegere jaren ook geen gebrek aan toponiemen die herinneringen opriepen aan de abdij. Met als gevolg dat er reeds straatnamen als Affligem en Monnikenveld werden toegekend. De omgeving van Affligembos, waarvan de totstandkoming gedurende eeuwen een bijzondere invloed had op de gangbare rechtsvorm in ons dorp, laat eveneens terugdenken aan die kloostergemeenschap. Het kan dan ook geenszins verkeerd zijn om met de naam Patersstraat de link te leggen naar het plaatselijk verleden.

Paul Van Malderenplein

Pijnaards

Tot heden beschouwde men deze straat als een binnenstraat van Lentepark, maar zij vormt tegelijk een verbinding tussen die woonwijk met Ten Hove en Kasteelstraat.

De straat werd aangelegd juist buiten het vroegere kasteeldomein op percelen die reeds in 1690 waren gekend met het toponiem de Pijnaerts. Te oordelen naar de verkaveling en de eigenaars van de verschillende percelen in 1690 – allemaal kleinkinderen van of nauw verwant met Pieter Mortgat en Joanna Verhoeven – werd de zone omstreeks 1600 ontbost. Vermoedelijk was de vrijgekomen grond aanvankelijk moeilijk te bewerken, een eigenschap waarnaar de naam Pijnaerts nog verwees. Langs de Kasteelstraat had de Pijnaerts een breedte van ongeveer 150 meter die zich uitstrekte van de gebouwen van de firma Wattex tot en met het perceel waar onlangs een warenhuis verrees. Langs het oosten werd het vroegere rechthoekige bos begrensd door de Bosstraat. Verder vermelden we hier dat de gronden er voorheen werden ontwaterd door een beek die midden vorige eeuw Pijnaardsbeek werd genoemd en aldus ook werd opgenomen in onze gemeentelijke atlas van de waterlopen.

Met de straatnaam Pijnaards wordt een oud toponiem in herinnering gebracht ; een naam die ons bovendien laat mijmeren over de moeilijkheden die onze voorzaten dienden te overwinnen om met de primitieve middelen de ontboste gronden tot vruchtbaar akkerland om te kunnen vormen.

 

Platteput

Platteput is de nieuwe naam voor de zijweg van Vierhuizen naar en omheen de sporthal. De weg volgt over het grootste gedeelte het tracé van de vroegere Plattenputweg welke reeds midden vorige eeuw onder die naam in de wegenatlas werd opgenomen. Het was ooit een weg waarlangs men Hogelinde en de Hauwerstraat kon bereiken, maar zijn naam ontleende aan een langwerpige, maar ondiepe waterplas. Naar die put noemde men voorheen ook de Platteputtenbeek. Om er de gebouwen voor een onderwijsinstelling op te richten werd de put volledig gedempt.

Voor jongeren die zouden menen dat er voor de betrokken zijweg pas belangstelling werd opgebracht na de bouw van de gemeentelijke sporthal, wensen we toch te vermelden dat anderhalve eeuw geleden de voetweg richting Hogelinde door onze bevolking minstens zo belangrijk was als het achterste gedeelte van de Schoolstraat. Eenmaal voorbij de kleuterschool en ongeveer ter hoogte van het huidige huis Schoolstraat 36 splitste de vroegere weg. Naar links was er de aftakking voor de kerkweg richting Hanenstraat (nu eveneens Schoolstraat) en rechtdoor dwarste men eerst een aardeweg (nu Vierhuizen) maar liep de weg verder westwaarts en richting Hogelinde. Zo was er voorbij de aftakking een driehoekig perceeltje ontstaan dat langs de westzijde met vier bescheiden woningen werd bebouwd en waarnaar de omgeving zou worden genoemd. Ondertussen ruimde men die vier huizen op en door het verbreden van de Schoolstraat is er van het vroegere perceeltje weinig overgebleven.

Daar door sommigen destijds ook de nu verdwenen putten langs de Spoorwegstraat, halverwege de weg naar Malderen, de Platte Putten werden genoemd, kunnen we er slechts op wijzen dat de naam ervoor verkeerdelijk werd gebruikt. De putten langs de weg naar Malderen ontstonden kunstmatig in 1836 toen er aarde werd gewonnen voor de ophoging van de spoorwegberm en op percelen die daartoe door de Staatsspoorwegen werden onteigend.

Processieweg

Prosper Bosteelsstraat

Provincialebaan

Putbos

Putweg

Rauwenbos

Deze zijweg, links langs de Krapstraat, bevindt zich ongeveer halverwege Lindebos en Meir. Hij is nagenoeg 120 m lang en loopt als het ware dood op de Meirputbeek. Eertijds behoorde de weg nog tot de zone van den Lindebosch maar via deze weg was het toponiem den Rauwenbosch (ook wel als Raevenbosch geschreven) te bereiken. Dit laatste was een gebied met een oppervlakte van bijna drie bunder. In 1690 was het reeds omgevormd tot akkerland, maar werd het langs het oosten en het zuiden nog begrensd door bossen. Verder werd den Rauwenbosch middendoor gesneden door de oude kerkweg die ook het Hofkwartier verbond met Opstaldries.

Over de oorsprong van de naam tasten we in het duister. Was het ooit een ruig en verwilderd bos of precies het tegengestelde en moeten we rauw interpreteren als kaal, dus een bos zonder lage plantengroei?

Hoogstwaarschijnlijk was men midden vorige eeuw voortgegaan op de tweede schrijfwijze van het bostoponiem, want in de wegenatlas werd de betrokken weg opgenomen onder de naam Raevenboschweg. Of liet men zich leiden door de uitspraak en was de naam in de loop der jaren vervormd? In ieder geval, vorige eeuw was er langs de zijweg nog geen bebouwing te bespeuren.

Daar de betrokken zijweg volgens ons zeker vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw voor de bewoners van de Krapstraat de voornaamste toegangsweg was voor den Rauwenbosch en omgeving, menen we dat met de nieuwe straatnaam Rauwenbos aan die vroegere functie kan worden herinnerd.

Ravenstraat

Regelaarstraat

Langs de Holstraat is er vooraan en links een zijstraatje in oostelijke richting. Op Opdorps grondgebied heeft het slechts een lengte van 150 m, maar na het overschrijden van de gemeentegrens kan men zich ook langs daar naar de Malderense Kruisheide begeven.

Midden vorige eeuw werd het toen nog onbebouwde straatje te Opdorp Regelaerstraet genoemd en werd het ook onder die naam in de wegenatlas opgenomen. Het verraste ons dat dezelfde atlas onder die naam nog een tweede baantje vermeldde en beide straatjes niet in elkaars verlengde lagen. Het tweede – in onze dagen overbodig straatje – begon aan het einde van de Lijneveldstraat en vormde een verbinding met de Akkerstraat. Het was ooit de noordergrens van percelen waarin later een nieuwe woonwijk werd opgericht.

Over de precieze betekenis van Regelaerstraet tasten we in het duister, al zal het onze Opdorpse voorzaten niet aan een reden hebben ontbroken om het straatje zo te noemen. We hebben er dan ook alle begrip voor dat onze huidige overheden besloten om de oude naam opnieuw officieel in gebruik te nemen, temeer er in de nabije omgeving geen toponiem gekend is dat zich voor een straatnaam zou lenen.

Reigersweg

Rochting

Even voorbij de Stenenstraat is er rechts langs de Ravenstraat een 80 m lang doodlopend steegje waarvan de woningen zich op een oud perceel van ongeveer 60 roeden bevinden dat reeds in 1690 was ontbost en bebouwd.

Eenmaal er voorbij was het rechts nog een ononderbroken bebost gebied tot de grens met Merchtem. Naast de woning van Nicolaes Erpels lag er in 1690 al een voetweg die destijds verder liep en aansloot met de Opwijckweg, een verbindingsweg van Opstaldries via de Wiesbeek met de Pluimhofweg te Opwijk. Onze voetweg sloot aan bij de Opwijckweg in een zone waar ook nog andere wegels samenkwamen en waarvan het toponiem Rochtinck heette. Van die zone werden grote delen bewerkt door de uitbaters van de Wiesbeekhoeve, maar of Rochtinck een vervorming zou zijn van raachtingmoeten we in het midden laten. Volgens sommigen heeft de naam de betekenis van rapenveld, maar kan volgens ons evengoed een uitgestrekte graanakker zijn geweest. Voorlopig houden we het erbij dat het straatje dat een naam dient te krijgen ooit naar Rochtinck leidde en deel uitmaakte van een uitgebreid net van voetwegels.

Midden vorige eeuw was hierin verandering gekomen en was ons straatje reeds ingekort tot wat er vandaag de dag is van overgebleven. Onze wegenatlas vermeldt het met de naam Korte rede. Met redebedoelde men gewoon een rijweg, vaak slechts voor kruiwagens, wat ons hier niet dienstig kan zijn.

Van de andere toponiemen in de nabijheid kennen we slechts de Abbeelen weij en den Grooten Meirbosch zodat we ervan overtuigd zijn dat het straatje mag worden genoemd naar het gebied waartoe het leidde en waarvoor het waarschijnlijk in de zeventiende eeuw ook werd aangelegd.

Rode

Sommige nieuwe straatnamen kunnen bij de bewoners van die straten aanvankelijk misschien enig ongenoegen opwekken wanneer hen de precieze betekenis van de naam ontgaat. Nochtans verhoogt de waarde ervan wanneer hij niet uit de lucht is gegrepen, maar stoelt op de oorsprong of de oorspronkelijke bestaansreden van de weg of straat.

In dit geval is rode gewoon een afgeleide of vereenvoudiging van het woord roth in de betekenis van een plaats waar iets (gewoonlijk een bos) werd gerooid. Om onaangename associaties te voorkomen werd de oude vorm roth niet weerhouden, maar werd gekozen voor het gelijkluidende rode.

Ook te Opdorp was er een roth, halverwege de Dries en de vroegere Ruynenbergwegel die de Houtenmolenstraat met de Vekenstraat verbindt. De losweg die naar het toponiem ‘t Roth leidde werd midden vorige eeuw volgens de Opdorpse wegenatlas t Rothlos genoemd. Het was toen reeds een doodlopende weg van ongeveer 100 m lang en 3 m breed, begrensd door percelen van verschillende eigenaars. Het grootste achterliggende perceel behoorde aan de kerkfabriek en ook alle andere uit de omgeving werden zeer vroeg ontbost. Voortgaande op het oude toponiem ‘t Rothmenen we dat de ontbossing aldaar reeds eeuwen voordien had plaatsgehad en nog voor er de andere bossen werden opgeruimd om de windvang van de Ruynenbergmolen te bevorderen.

In het ontstaan van dergelijke brede weg, maar waarvan in 1840 slechts 100 m was overgebleven, moeten we onzes inziens de vroegere molen betrekken. Wellicht was het aanvankelijk een molenweg. De rosmolen langs de Ruynenbergwegel, opgericht omstreeks 1676, werd echter kort na 1775 vervangen door een gewone windmolen, maar dan opgericht aan de overkant van de Houtenmolenstraat. In 1840 waren beide percelen, waar de molen vroeger stond en waar hij nadien werd opgesteld, nog eigendom van de familie Westerlinckx uit Bornem.

Na de verplaatsing van de molen had de Opdorpse bevolking er natuurlijk geen baat meer bij om de vroegere molenweg nog te gebruiken. Het achterste gedeelte van de weg kwam spoedig in onbruik en omstreeks 1840 werd het in de Opdorpse atlas van de buurtwegen niet meer opgenomen. Alleen het gedeelte dat een paar landbouwers toeliet >t Roth te bereiken bleef behouden en kreeg de naam ‘t Rothlos. Dat de weg nu een aparte straatnaam werd toegekend wijst in de richting van een nieuwe toekomst.

Roestweg

Roodbos

Roost

Langs de Kamerstraat is er rechts, ongeveer ter hoogte van Roestweg, een kort zijstraatje waarvoor ons gemeentebestuur heeft gemeend de aparte straatnaam Roost te moeten kiezen. Decennia geleden maakte dit straatje inderdaad deel uit van een voetweg waarlangs men het toponiem Roost kon bereiken. Ooit was het ook de verlenging van de Brielweg, de voornaamste verbindingsweg tussen ons dorp en de Ouden Briel. Na het verbeteren van de hoofdstraten en het toenemen van het gemotoriseerd verkeer geraakte de weg geleidelijk in onbruik om vervolgens zelfs gedeeltelijk overbodig te worden geacht.

In de wegenatlas van midden vorige eeuw nam men niet alleen de Brielweg op, maar werd bovendien het zijstraatje dat ons nu interesseert vermeld met de afzonderlijke naam Enneken Nuytesweg; mogelijk naar de naam, of de bijnaam, van een regelmatig gebruiker van de weg. We kennen evenwel niemand met soortgelijke naam die ooit in de omgeving zou hebben gewoond. Het heropvissen van die vroegere naam voor ons zijstraatje had dan ook geen zin, terwijl Brielweg voor verwarring kan zorgen met de bestaande Brielstraat.

Dat men uiteindelijk Roost verkoos is dus ergens begrijpelijk. Laat ons hopen dat deze naam voldoende wordt onderscheiden van Roestweg, ook al liggen beide straten nagenoeg in elkaars verlengde, wat een bijkomend element vormt om zich met de naamkeuze te kunnen verzoenen.

Rozenlaan

Scheldestraat

Schommeldreef

De baan waarlangs zich slechts de hofstede van de familie Deeren bevindt was ooit een van de vroegste dreven in ‘s Heerenbosch. Zij werd aangelegd tussen 1655 en 1660, samen met de aftakking naar het westen, juist voorbij genoemde boerderij, alsmede met het achterste gedeelte van de Bovendonkstraat en een deel van de huidige Kalkenstraat, tussen de Bovendonkstraat en het begin van de Stenenstraat.

De aanleg van deze dreven werd bekostigd door de eigenaars van ‘t Lant van Eecken (een tien bunder groot bos), die hierdoor het doorgangsrecht verkregen in alle andere dreven van het bos dat toen door prins Alexander II de Bournonville in leen werd gehouden. Dienden sommige dreven, zoals de Nieuwbaan (verlenging van de vroegere Kasteelstraat), misschien ook tot verfraaiing van het bos, dan werden dreven naar ‘t Lant van Eecken vermoedelijk vooral aangelegd om de bosexploitatie te vergemakkelijken. Dit bos was nadien rechtstreeks te bereiken via de aftakking juist voorbij de boerderij Deeren, daar waar men zich vroeger moest behelpen met de weg die in de toekomst Hoogweide zal worden genoemd.

De bossen langs de betrokken dreef werden pas gerooid tijdens de Eerste Wereldoorlog en de boerderij van de familie Deeren werd op gang gebracht in het voorjaar van 1938. Tevoren behoorden de omliggende bossen tot ‘s Heerenbosch. Om een precieze lokalisatie mogelijk te maken was het uitgestrekte bos ook in vroegere jaren verdeeld in talrijke gebieden of zones die elk met een apart toponiem werden bedacht. Waar later de hofstede verscheen kende men het toponiem de Vaerinck, afgeleid van een begroeiing. Het grote bos aan de overkant of links van de dreef behoorde tot het toponiem Capelle Scommel. Waarschijnlijk werd deze laatste naam voor het eerst toegekend in een periode dat in die zone een aanzienlijk bosgedeelte werd gerooid en men bezig was met een schoonmaak vooraleer een herbebossing aan te vatten.

Door het ter plaatse ontbreken van andere passende toponiemen en gezien de omgeving van de vroegere dreef integraal deel uitmaakte van ‘s Heerenbosch, menen we dat met de nieuwe straatnaam Schommeldreef toch de aandacht erop wordt gevestigd dat ook in het verleden, en ondanks de beschikbare primitieve middelen, aan doordachte bosbouw werd gedaan. Zelfs sinds de Vroege Middeleeuwen is Buggenhoutbos steeds van grote economische betekenis geweest.

Schoolstraat

Schriekstraat

Deze straat, die begint tegenover de afslag voor de Brielstraat en eindigt juist voor het nummer 212 langs de Provincialebaan, volgt voor het grootste gedeelte van haar lengte een tracé nagenoeg evenwijdig met de Provincialebaan. Zij behoort, zelfs onder deze naam, tot de oudste straten van Buggenhout. We vonden haar dan ook reeds vermeld in het landboek van 1690.

Ooit was de weg een deel van de heerweg van Aalst naar Mechelen en werd hij ook druk gebruikt om zich van Baasrode of Briel in de richting van Opdorp of Lippelo te begeven. Het was pas na het in gebruik nemen van de provinciale steenweg – ingehuldigd in 1829 – dat men zich niet meer om de Schriekstraat bekommerde. In de gemeenteraadszitting van 5 september 1870 oordeelde men zelfs dat de Schriekstraat breder was dan er werd bepaald bij wetten en reglementen, wat hinderend was om ze goed rond te leggen. Het was toen dat men ook besloot over de totale lengte van de straat (ongeveer 830 m) een strook grond af te staan aan de eigenaars van de aanliggende percelen. Een gebrek aan bebouwing zorgde er later voor dat de naam Schriekstraat in onbruik geraakte.

De Schriekstraat begrensde aanvankelijk de Schriekbossen. Dat toponiem komt al voor in een oorkonde uit 1125, waarin de Graaf van Aarschot zijn bezittingen te Buggenhout aan de abdij van Affligem schonk. Een dergelijke vermelding wijst alleszins op het belang dat destijds aan die zone werd gehecht. In 1690 was dat bosgebied ten zuiden van de Schriekstraat reeds grotendeels ontgonnen en verkaveld in percelen die met namen als Schriek, Schriekweg, Hoogen Schriek, Schriekbosch en Donckere Schriek van elkaar werden onderscheiden.

Om volledig te zijn moeten we hier vermelden dat de Schriekstraat na ongeveer 120 m een haakse bocht naar links maakt. In de verlenging van dit gedeelte, en dus verder naar het zuiden, was er in 1690 reeds een voetweg naar het dorp, die Brielweg werd genoemd, met na circa 300 m een aftakking richting Heuvel, welke doorgaans als Brabantsbaantje was gekend. Hoewel deze voetweg in een periode dat men te Buggenhout nog geen verharde straten kende een verbindingsweg was tussen het dorp (en Heuvel) met de Ouden Briel, blijven we de weg beschouwen als een aftakking van de Schriekstraat, waarvan het voorste gedeelte allicht gemakkelijker zal in aanmerking worden genomen voor bijkomende bebouwing. De naam Brielweg zou overigens verwarring kunnen veroorzaken met de reeds bestaande Brielstraat.

Door de naam Schriekstraat te weerhouden herwaardeert men niet alleen een zeer oude weg, maar worden bovendien herinneringen opgeroepen aan een omgeving waaraan bijna negen eeuwen geleden een uitzonderlijk belang werd gehecht.

Schuttershof

Langs de Maalderijstraat is er vooraan rechts een doodlopend zijstraatje dat ooit werd aangelegd om de toegang te verzekeren tot de firma VAM. Na bijkomende bebouwing rezen er moeilijkheden, die gelukkig werden bezworen nadat in de gemeenteraadszitting van 24 januari 1972 werd besloten alle rechten van de firma VAM af te kopen mits een eenmalige betaling van 50 000 frank.

De huidige straat maakte ooit deel uit van een groter perceel begrensd door de Kasteelstraat en de Bosstraat (nu Maalderijstraat). In 1690 droeg het perceel het toponiem Dancquaertsstede, vermoedelijk naar de naam van een vroegere bewoner. Het perceel was toen onbebouwd en zou het nog een paar eeuwen onveranderd blijven. Zelfs in 1930 was er nog geen enkele woning te bespeuren tussen het huis van Joseph De Smedt (de suisse) langs de Kasteelstraat en dat van Trotters Denis langs de toenmalige Bosstraat.

Ter plaatse van de huidige bebouwing, langs het straatje, was het tot het voorjaar van 1934 een gewone weide die echter vaak in het nieuws kwam. Daar stond immers sedert circa 1870 de wip van de schuttersgilde Vlaanderen den Leeuw. De vereniging was vroeger actief nabij de huidige Groenlaan onder de naam Sint-Sebastiaansgilde. Daar moest het terrein worden prijsgegeven voor de bouw van het eerste gasthuis. Door de familie Bosteels werd toen een ander terrein ter beschikking van de gilde gesteld, waardoor men de traditie kon getrouw blijven.

Behoorden de aangeslotenen bij de gilde nog min of meer tot de elite van het dorp, toch waren vele anderen eveneens geïnteresseerd in het verloop van iedere schieting. Bij mooi zomerweer kon men de prestaties van de mededingers moeiteloos volgen vanuit de grachtkant langs de Maalderijstraat. Waar nu het straatje begint was het daarvoor de meest geliefde plaats, zonder veel risico een pijl op het hoofd te krijgen.

Aan de eigenlijke wip en het bijhorend schuilhokje werden laatst de beste zorgen besteed door Joseph De Smedt, die einde 1933 – waarschijnlijk met nog meer verslagenheid dan de andere leden – moest vernemen dat de eigenaars hadden besloten de wipweide of het schuttershof een andere bestemming te geven. In het voorjaar van 1934 moest de weide worden ontruimd. Men stelde weliswaar een ander terrein (langs de toenmalige Winkelstraat) ter beschikking, maar ergens was de veer gebroken. Eenmaal de wip verplaatst, wonnen sport en vermaak het geleidelijk van traditie. Nadien zouden oorlogsomstandigheden en vervolgens andere vormen van goedkoop amusement de doodsteek betekenen voor de schuttersgilde die in 1952 definitief ter ziele ging. Is het verwonderlijk dat ouderen onder ons nog bij voorkeur terugdenken aan de periode dat de wip achter de tuin van de suisse stond opgesteld of nagenoeg achteraan in het huidige straatje?

Sint-Jozefstraat

Sluis

Alhoewel deze zijstraat, die te Opdorp doorgaans ‘t sleuzze wordt genoemd, zeer lang onbewoond bleef, is haar ontstaan in een zeer ver verleden te zoeken. In het twintigste penningkohier van Opdorp (1572) schreef men herhaaldelijk int slaige om bepaalde grondpercelen te situeren, maar werden er nog geen bewoners vermeld. Nadien werd de naam van het straatje verder vervormd tot Slozie en Slogie, naargelang de uitspraak en de interpretatie die men eraan gaf, met als gevolg dat men steeds verder afweek van de oorspronkelijke vorm en de betekenis van de naam nog duisterder werd. Gelukkig was er Dr. Jan Verbesselt die het ontstaan en de geschiedenis van ons parochiewezen bestudeerde en over de vroegere tiendenverdeling voor de veertiende eeuw schreef dat Opdorp werd verdeeld in vier tiendenwijken : Binnenwijck, Hoywegh, Bistwijck en Sluyswijck. Daar het voormalige Vestjen zelfs in 1572 nog tot de Opdorpse Dries (Binnenwijck) werd gerekend, gaan we ervan uit dat met Sluyswijck het huidige ‘t sleuzze werd bedoeld, samen met alle vroeg ontgonnen percelen ten zuiden ervan.

Uit de vermelding van Dr. J. Verbesselt is echter nog meer af te leiden. We weten dat Opdorp in 1258 een vrijheerlijkheid werd en vermoeden dat de toenmalige bewoners van die vrijheid hun bevoorrecht gebied waar nodig wensten af te bakenen. Langs de kant van Malderen was dat overbodig wegens de aanwezigheid van de heiden en omdat men zich niet kon afzonderen van Malderen waarmee men parochiaal was verbonden. De zeer oude Vekenstraat verkreeg die naam alleszins wegens de veken, of afsluiting, die er vermoedelijk achteraan stond opgesteld. Was het dan niet logisch dat het Vlaanderens Opdorp zich ook afschermde van het Brabantse Buggenhout, mits er natuurlijk een doorgang of sluis te voorzien voor de dorpsgenoten die verder langs de toenmalige Bovenstraat woonden ? Het is onze stellige overtuiging dat we daar de betekenis van ‘t sleuzze moeten zoeken : een weg nabij de sluis die toegang verleende tot een uitgestrekt akkergebied en de waardevolle meersen langs de Opdorpsebeek. De doorgang of sluis bevond zich overigens niet in de zijstraat, maar waar ooit de Bovenstraat begon en men later het Vestjen liet eindigen en de Brusselmansstraat liet beginnen.

Dat onze Opdorpse voorzaten in hun taalgebruik van sluis sleuzze maakten, weze hen vergeven, al zou het de weg openen naar verdere vervormingen waarvoor nog moeilijk een verklaring was te vinden. De huidige herziening van onze straatnamen is dan ook een ideale gelegenheid om eens de puntjes op de i te zetten en de oorspronkelijke schrijfwijze te herwaarderen. Het kan slechts helpen om ons Opdorps verleden verder te ontwarren.

Smalbos

Langs de Brandstraat is er, links en ongeveer 240 m voorbij het Schaafstraatje, een zijweg die o.a. naar de woningen leidt op de percelen Sectie E nummers 452 j en k.

Het is een zeer oude zijweg waarvan de lengte sedert 1690 ongewijzigd is gebleven, maar die in 1775 als dreef werd omschreven. Aanvankelijk verleende de weg toegang tot de toponiemen Smalbosch en Drinckendael, met als gevolg dat hij in onze vroegste wegenatlas werd vermeld als Smalboschweg. Mogelijk was het wegens zijn beperkte lengte dat hij ook minder werd benuttigd en nooit de belangstelling kreeg die de 150 meter verder gelegen zijweg naar de Molenstraat genoot ; een zijweg die sedert de ruilverkaveling van omstreeks 1972 werd afgeleid naar de verbindingsweg tussen de Oude Beukenstraat en de Molenstraat.

Toponymisch blijft de naam Smalbos evenwel verantwoord en aangezien onze voorzaten daaraan de voorkeur gaven, zien we geen enkele reden om de naam niet te bewaren voor de toekomst.

Spiedamstraat

Spoorwegstraat

Sporkstraat

Hier gaat het om een zijstraatje van de Kalkenstraat, rechts en even voorbij de Stenenstraat. Tot voor een paar decennia was er achteraan meer bebouwing, maar ondertussen werden er een paar bescheiden woningen gesloopt. Deze zijweg volgde de Stenestraatloop op de scheiding van de toponiemen Vlasbosch en Quaethof, maar diende daarbij als toegangsweg tot het 4,5 ha grote bos dat gekend was als den Speurckbosch. Ook in deze omgeving waren de bossen in 1770 reeds merendeels gerooid en de gronden in pacht gegeven aan verschillende landbouwers. In 1775 behoorden tot de vroegste bewoners van deze buurt de gezinnen van Henricus Cassiman en van Gerard De Wit, die er nadien werden opgevolgd door hun kinderen.

De naam den Speurckbosch laat vermoeden dat dit veeleer een heesterbos was waar veel sporkehout werd aangetroffen. Sporkehout is een soort hoog struikgewas dat ook vuilboom of zwarte els wordt genoemd en destijds zeer was gegeerd omdat het zich leende voor verscheidene aanwendingen. Voor de jeugd was het een ideaal materiaal voor het snijden van een mooie kapellestok, terwijl ouderen de bast gebruikten om er een purgeermiddel uit te vervaardigen. Voor nog anderen diende speurck bij de fabricatie van zwavelstokken, een bedrijvigheid waarin tot midden vorige eeuw verscheidene bewoners van Opstal een bestaan vonden.

Wegens de zeer vroeg aanwezige bebouwing verwonderde het ons deze zijweg nog niet aangeduid te zien in onze vroegste wegenatlas, temeer er een zeventigtal meter verder een verbindingsweg met de Stenenstraat die ondertussen is verdwenen werd vermeld. Blijkbaar wisten de eerste buurtbewoners zich te redden met een eenvoudige voetweg die pas veel later werd verbreed nadat de Stenestraatloop werd gerioleerd.

Sportveldstraat

Stationsstraat

Stenenloop

Stenenmolenstraat

Stenenstraat

Ten Hove

Dit zijstraatje is de natuurlijke toegangsweg tot Ten Hove, waartoe het in de toekomst zal behoren. Alleen is het nog wachten op een efficiëntere ontsluiting, wat ook door vele bewoners van het huidige Lentepark slechts naar waarde kan worden geschat.

Eigenlijk behoort het straatje met de aanwezige bebouwing bij een blok van ongeveer 27 a, dat omstreeks 1930 uit een groter perceel werd gelicht.

Door dit blok langs de Kasteelstraat te bebouwen verdween een deel van een bestaande voetweg naast de vroegere omwalling van het kasteeldomein. Toen dan kort na de Tweede Wereldoorlog een eerste woning even van de Kasteelstraat werd opgericht, kon de toegangsweg niet uitblijven, waardoor het zijstraatje ontstond.

Waar de naam Ten Hove vandaan komt, werd reeds vroeger verklaard. Deze naam werd aanvankelijk gegeven aan een nieuwe woonwijk die werd ingeplant binnen het vroegere kasteeldomein. Onze verre voorzaten noemden het kasteel meestal het hof (in de betekenis van de woonst van de heer), al gold dat eveneens voor de bijhorende boerderij die voorheen meestal door een officier van onze schepenbank werd bewoond. De vroegste benaming voor de aanliggende straat was dan ook niet Kasteelstraat, maar Hofstraat. Het was maar na de sloping van het kasteel dat de naam Kasteelstraat in gebruik kwam. Wanneer onze mensen zich destijds voor een of ander moesten wenden tot een bewoner van het domein, dan sprak men van ten hove gaan.

Er kan reeds worden voorzien dat wat nu nog een zijstraatje is, in de toekomst een belangrijke rol zal worden toebedeeld bij de verdere ontsluiting van niet alleen Ten Hove, maar ook van de andere nieuwe straten in de omgeving.

Ter Hoeven

Ter Vieren

In laatste instantie werd er aan de lijst zijstraatjes die in aanmerking komen voor een afzonderlijke straatnaam, nog een zijstraatje toegevoegd, dat zich bevindt langs de Meir en nabij het einde van de Prosper Bosteelsstraat.

Het betreft een zeer kort zijstraatje dat door ons gemeentebestuur Ter Vieren werd gedoopt, hiermede alluderend op de vier woningen voor bejaarde echtparen waartoe het straatje toegang verleent. Eigenlijk is het een andere versie voor Vierhuizen waarmee we ons best kunnen verzoenen aangezien het nu bebouwd perceel ooit tot het toponiem den Grecht behoorde en dit laatste ons toch minder geschikt lijkt voor een omgeving waar onze oudjes van hun derde leeftijd genieten.

Toen onze C.O.O. einde 1971 de beslissing nam om twintig bijkomende woongelegenheden voor bejaarde echtparen te laten bouwen, vertrok men van het standpunt dat het verkieslijk was deze huisjes te spreiden over de belangrijkste woonkernen van de gemeente. Zoals te Opdorp en in de wijk Briel zou men ook vier woningen laten oprichten te Opstal. Hierdoor hoopte men voor onze ouderen een vervreemding uit hun vertrouwde omgeving te voorkomen. Te Opstal werd die intentie vergemakkelijkt doordat de familie J. Van Ingelgem-Van Buggenhout in 1975 bereid werd gevonden om voor dit project een grondperceel van 7 a 36 ca langs de Meir af te staan zodat de aannemer nog in de zomer van datzelfde jaar met de bouwwerken kon beginnen. Wegens allerlei perikelen mocht onze C.O.O. de ingebruikneming van de bejaardenwoningen echter niet meer beleven. Die eer viel het O.C.M.W., als opvolgster van de C.O.O., te beurt in het voorjaar van 1978.

Ter Vieren, een straatje waar de bejaarde bewoners van vier huisjes een stille maar gemoedelijke buurtschap vormen om er in alle rust van een gezellige en ongestoorde levensavond te genieten.

Terkamerveld

Thomaskensweg

Het betreft hier de zijweg tussen de percelen Sectie E nummer 87 en 91, links en nagenoeg achteraan langs de Molenstraat.

Circa 1840 werd deze zijweg reeds Thomaskesweg genoemd, naar de naam van het toponiem de Thomaeskens, waaronder de percelen ten zuiden van de zijweg reeds veel vroeger waren gekend. In ons landboek (1690) werden de betrokken percelen onder die naam vermeld. Waren zij ooit eigendom van een Thomas en voor 1690 verkaveld geworden? In 1690 droegen de eigenaars familienamen als Van Praet, De Ridder, Vermeir en Verhaegen, maar tot geen van die geslachten behoorde een Thomas. Mogelijk was het toponiem reeds veel vroeger ontstaan, want daar alle gelijknamige percelen samen een oppervlakte hadden van 1404 roeden of 3,5 bunder, is het niet uitgesloten dat de naam nog verwees naar de ontginner van de zone en het er ooit een bos was dat aansloot met de bossen de Werrevelders aan de overkant van de Molenstraat.

Niettegenstaande de oorsprong van het toponiem voorlopig ongekend blijft, zien we geen reden om voor de naam van de zijweg af te wijken van diegene waaronder hij vroeger was gekend.

Tuinbouwstraat

Langs de Kapelbaan is er ongeveer ter hoogte van de varkenskwekerij Seghers Hybrid een aftakking zuidwaarts waar zich een paar tuinbouwbedrijven vestigden. De bebouwing bevindt er zich in een zone waar de bossen reeds midden vorige eeuw waren gerooid en met in de omgeving de toponiemen Lange Veldt en den Grooten Vuythauw: toponiemen genoemd naar de vorm van de oorspronkelijke percelen en omdat er ooit een grote houtkapping had plaatsgehad.

Verder kunnen we vermelden dat een paar percelen van de betrokken wijk worden begrensd door een beek die in de buurt ontspringt en midden vorige eeuw in de atlas van onze onbevaarbare waterlopen werd opgenomen onder de naam Dapperbeek. Deze laatste naam is waarschijnlijk een vervorming en afgeleid van de vroegere naam van de Kapelbaan, die in onze wegenatlas van circa 1840 nog de naam Dabberbaan droeg.

Aangezien deze buurt, die pas een kwarteeuw geleden de eerste bewoners ontving, zo nodig vlugger kan worden bereikt dan via Opstal en Ravenstraat, hebben we alle begrip voor een aparte straatnaam en moeten we erkennen dat de plaatselijke toponiemen zich daartoe moeilijk lenen. Het is dan ook normaal dat men zich voor de naamgeving van de nieuwe straat liet leiden door iets anders dat eveneens eigen is aan de omgeving, namelijk de voornaamste activiteit van de huidige omwonenden.

Tweehaag

Vaartweg

Varensweg

Langs de Broekstraat is er, even voor de aftakkingen naar Wiesbeek en Processieweg, rechts een zijweg in de richting van den Vaerencauter. Deze korte zijweg is een restant van een vroeger tamelijk belangrijke verbindingsweg tussen Varentstraat en Broekstraat, waardoor een lange omweg kon worden vermeden.

De weg, die stellig zo oud was als het beter bekende Dendermondewegsken, bestond reeds in 1690 en het tracé ervan werd in onze wegenatlas van midden vorige eeuw ongewijzigd overgenomen, alhoewel bij het doorkruisen van het koutergebied verschillende percelen niet gespaard bleven, maar werden gehypothekeerd en belast. In 1690 waren de meeste van deze percelen echter nog eigendom van het klooster van Zwijveke, dat het onze voorzaten blijkbaar niet bemoeilijkte.

Het verder behoud van de verbindingsweg werd vermoedelijk pas voor het eerst in vraag gesteld bij de aanleg van het nieuwe kerkhof te Opstal. Mogelijk was er toen nabij de Varentstraat reeds een deel van de weg opgeofferd voor huizenbouw en vervangen door een andere toegangsweg die voordien slechts een aftakking vormde. In ieder geval, gewijzigde en rationeler landbouwmethodes, gepaard met een verbeterde mobiliteit van onze bevolking, zouden ervoor zorgen dat van de oorspronkelijke weg uiteindelijk niet veel meer overbleef.

Hoe de verbindingsweg aanvankelijk werd genoemd is nog niet achterhaald, maar omstreeks 1840 werd hij in de wegenatlas vermeld onder de naam Agter Luytgaerens. Begin vorige eeuw begon de weg langs de Varentstraat inderdaad naast de woning van het gezin P.J. Luytgaerens-Vermeir en men had het zich duidelijk niet moeilijk gemaakt.

Tegenwoordig is er dan ook geen reden om nog naar die familie te verwijzen, temeer dat geslacht in 1880 reeds uit de Varentstraat was verdwenen. Wat ons van de weg nog rest, leidt naar een zone waar ooit varens welig tierden. Vroeger werd niet alleen geheel de kouter ernaar genoemd, maar ook de aanliggende Varentstraat, al liet de tijd hier zijn sporen na in de schrijfwijze van de naam. Laat ons hopen dat Varensweg beter de jaren zal weerstaan.

Varentstraat

Veerstraat

Vekenstraat

De naam Vekenstraat vond zijn oorsprong in een veken, hekken of afsluiting, die ooit ergens langs deze straat stond opgesteld. Daar een straat doorgaans werd genoemd naar een plaats waar de straat naar toe leidde, vermoeden we dat deze Opdorpse veken achteraan in de straat stond, niet alleen bij de dorpsgrens , maar tevens aan de provinciegrens.

Zelfs vóór we konden spreken van “provincies” was het de grens tussen het Graafschap Vlaanderen en het  Hertogdom Brabant. Opdorp was weliswaar een vrijheerlijkheid  (noch onderworpen aan de wetten van de Graaf  noch aan die van de Hertog), op bestuurlijk vlak behoorde het tot het Land van Bornem (en dus Vlaanderen).  We waren echter volledig omringd door Brabant ( Malderen, Buggenhout-centrum en Briel).

Op ’t einde van de XVIII°  eeuw werd België ingelijfd bij de Franse Republiek

Door het oprichten van gemeenten,  kantons en departementen in 1796 kwam het Vlaamse Opdorp bij het Departement van de Schelde. Vanaf toen eindigde het Ancien Régime en werden de gemeenten opgericht. Malderen viel onder het Departement van de Dijle (de latere provincie Brabant);  ook de parochie Opwijk die altijd deel had uitgemaakt van het graafschap Vlaanderen, werd Brabants. Lippelo en Sint-Amands kwamen onder het Departement van de Nethen, nu de provincie Antwerpen.

Veldeke

In 2003 vroeg het gemeentebestuur ons advies voor de straatnaam in een nieuwe verkaveling die uitmondt in de Mandekensstraat tegenover de Baasroodse Rosstraat, nabij Hopveld en Hopveldweg en in de buurt van de Malheur-brouwerij De Landtsheer.

Zoals gewoonlijk zochten we inspiratie in het Landboek van Buggenhout, opgesteld door landmeter Pieter Meysman ca. 1690 en bewaard in het Buggenhoutse gemeentehuis. Het kan gezien worden als het eerste kadasterboek van onze gemeente.

Het perceel dat nu nr. 852 draagt had in het hogervermelde ‘landboek’ geen specifiek toponiem. In het boek is enkel sprake van EEN VELDEKEN. Op de percelen met huidig nr. 854 langsheen de Mandekensstraat stond ca. 1690 een gebouw, gekend als DEN HERT en eigendom van Pieter Moens. De percelen in de onmiddellijke omgeving (nrs. 839 en 841) vormden toen nog één perceel. Op dat perceel stond het toenmalige TOLHUIS, in het boek “De Coolsche Carre” genoemd.
De namen in hoofdletters stelden we voor als inspiratiebron voor de nieuwe straatnaam. De gemeenteraad opteerde uiteindelijk voor de eerste en gaf de straat de naam VELDEKE.

Veldstraat

De naam Veldstraat is nog niet zo oud in Opdorp.

Het eerste deel vanaf de huidige pitta-bar tot aan het begin van de Stenenmolenstraat behoorde immers gewoon tot de Dries. Ook de Drijtorenstraat behoorde tot de Dries. De reden was simpel : omdat het ook de Dries was. Tot het begin jaren ‘1900 was de Dries groter dan nu en omvatte ook het stuk Veldstraat-Drietorenstraat. Een aandachtig lezer leidt hier ook uit af dat de Dries toen ook niet zijn mooie driehoekige vorm had als nu.

Vanaf het begin van de Stenenmolenstraat tot aan de voormalige hoeve Aerts (of beter gekend als “Otskes”) was de Pekenstraat.

Van daar ging dan een klein landweggetje (brandstraatje) naar den Tap (= de hoek Lijneveldstraat/Hoogweg/Vierbunderstraat). Champetter Verbelen had daar echter grond liggen en vond het een goede zaak voor de gemeenschap ( en natuurlijk voor zichzelf) dat dit bouwgrond zou worden. Het is pas vanaf 1965 dat “Veldstraat” de naam werd voor de hele straat.

Deze artificiële uitbreiding van de Pekenstraat naar den Tap verklaart waarom er juist voorbij “Otskes” een stukje driehoekig niemandsland ligt en de baan zo’n rare kromming kent.

Het verlengde van de Pekenstraat tot aan de huidige Lijneveldstraat vonden we in de 19° eeuw nog terug onder de naam : “Minnestraatje”.

Verbindingsstraat

Verlorenweg

Op de schets vinden we de oorspronkelijke Wolvendriesweg (midden vorige eeuw) terug, bestaande uit de stroken 1 tot en met 4. De Wolvendriesweg en de huidige Lievekensstraat kwamen samen ter plaatse van de spoorweg, waar er tot 9 juli 1864 een overweg was voorzien. Daar de Stationsstraat in 1862 een eerste maal werd verbreed was er nadien van de vroegere samenloop van de twee wegels niets meer te zien.

De Wolvendriesweg vormde een verbinding van de Stationsstraat met de toenmalige Winkelstraat via de Wolvendries. Enkele gemeenteraadsbeslissingen maakten een einde aan die toestand.

Op 20 januari 1872 werd strook 2 afgeschaft, wat de kloostergemeenschap toeliet een directeurswoning op te richten. In 1902 werd ter vervanging van de afgeschafte strook een voetweg aangelegd achter de meisjesschool (gedeeltelijk afgeschaft in 1963).

Na het verlengen van de Stationsstraatverbreding dienden op 17 mei 1901 nogmaals strook 1 en de Lievekensstraat een weinig ingekort te worden. Blijkbaar waren bij die gelegenheid zowel de firma Seghers als gemeentesecretaris Gustaaf Van Belle extra tevreden. Het tracé van strook 1 werd gedeeltelijk verlegd, waardoor de eigendommen Seghers en Van Belle (zie respectievelijk A en B) werden ontlast.

Wat in 1901 mogelijk was gebleken kon op de gemeenteraadszitting van 7 oktober 1910 ook de familie Bosteels worden gegund en strook 4 (doorheen de hovingen Bosteels) werd afgeschaft.

Door al die ingrepen bleef van de oorspronkelijke Wolvendriesweg slechts strook 3 over (de huidige Jachtweg) alsmede de zigzagwegel (strook 1) die door de omwonenden voortaan spottend de Verloren Wegskens   werd genoemd.

Daar de strook niet meer in verbinding staat met het toponiem Wolvendries houden we het bij het volkse Verlorenweg als straatnaam.

Vierbunderstraat

Vierhuizen

Vijverveld

Laat ons eerst dit straatje situeren. Het vormt een korte verbinding tussen Hopveld en de huidige Mandekensstraat. We schrijven inderdaad huidige, omdat de vroegere Mandekensstraat eindigde aan het tolhuis, waar ooit de brouwerij de Coolsche Carre was gevestigd. We bevinden ons dan in de bocht ter hoogte van o.a. huisnummers 271 en 273. Eenmaal voorbij die bocht begon (of eindigde) de Dammekensstraat.

Door de aanleg van de spoorweg werd het straatgedeelte over de spoorweg afgesneden van de rest van de Dammekensstraat en oordeelde men het wijselijk dit bebouwde gedeelte voortaan bij de Mandekensstraat te rekenen en de Dammekensstraat te beperken tot de strook van de Brandstraat tot de spoorweg of de huidige Reigersweg. In het nu verlengde gedeelte van de Mandekensstraat en aan de volgende straatkromming was er links langs de straat (op grondgebied Buggenhout) een perceel van ongeveer twee dagwand met ook daarop een brouwerij. Begin vorige eeuw noemde men deze laatste nog den Keyser, maar later werd zij vervangen door een herenwoning. Een deeltje van het vroegere perceel is thans ingenomen door het straatje en erachter bevond zich een onbebouwd perceel van 375 roeden, dat thans tot Hopveld behoort en waarop het huidig straatje begint. Het grootste gedeelte van de bijkomende straat bevindt zich dus op het voormalig perceel van 375 roeden, dat in 1690 gekend was onder het toponiem het Vijvervelt.

Het Vijvervelt sloot dus aan bij de brouwerij den Keyser, maar of we de oorsprong van de plaatsnaam daar moeten zoeken, betwijfelen we. We denken veeleer aan de nabije Zwartebeek, die het perceel in plaats van te ontwateren misschien regelmatig bewaterde. Dit alles is nog moeilijk met zekerheid te achterhalen omdat door de aanleg van de spoorweg vermoedelijk de loop van de beek enigszins werd verlegd en het perceel kan zijn opgehoogd, waardoor de vroegere toestand van het terrein en zijn omgeving grondig werd verstoord.

Voorlopig houden we het bij een vochtig perceel dat ooit herhaaldelijk kwam blank te staan en waaraan de naam Vijverveld zal blijven herinneren.

Vinkoorstraat

Langs de Ravenstraat is er, rechts en ongeveer ter hoogte van de Kapelbaan, een zijweg die door velen wordt gebruikt om zich naar Opwijk te begeven. De weg troffen we op Buggenhouts grondgebied voor het eerst aan op kaarten uit het midden van vorige eeuw. De lengte ervan bleef toen nog wel beperkt en hij was niet doorgetrokken tot de Wiesbeek. Dit sluit natuurlijk niet uit dat een gedeelte van de weg reeds vroeger bestond op Opwijks grondgebied. Wellicht volgden de bewoners van onze buurgemeente, eens over de beek, op hun weg naar onze Boskapel een primitief baantje dat op onze kaarten niet werd aangeduid. Anderzijds is het eigenaardig dat na de opkomst van het gemotoriseerd verkeer en het geleidelijk in onbruik komen van tal van voetwegels er hier en daar toch nog een nieuwe verbindingsweg bijkwam. Allicht voldeed dat in eerste instantie aan een behoefte van de omwonenden. Nadien profiteerden ook anderen ervan.

Circa 1850 voldeed het Bussenstraatje nog aan de behoeften en was er ter plaatse van de Kranenbek overigens een degelijke brug over de Wiesbeek. Onze betrokken weg werd toen in de wegenatlas opgenomen onder de naam Eijken Boschweg en liep nog dood op een beboste zone : een restant van de vele bossen uit de omgeving die in 1690 waren gekend met de toponiemen den Vinckoorbosch, Quinsvelderen (later Coensvelderen genoemd) en den Hofman. Omstreeks 1775 waren die bossen reeds grotendeels gerooid.

De zone langs de zijweg waar later serres werden opgericht behoorde ooit tot den Vinckoorbosch. Het was een perceel van 638 roeden, dat werd genoemd naar de plant vinkoorde of maagdenpalm die er waarschijnlijk veel werd aangetroffen en waarop men belust was voor het aanbrengen van versieringen.

De gekozen naam Vinkoorstraat verwijst dus naar een vroegere begroeiing van de omgeving en daarbij naar het eertijds gebruik om voor het aanbrengen van versieringen zich te behelpen met goedkoop en uit de natuur geplukt materiaal.

Visgracht

Langs de Krapstraat is er een tachtigtal meter voor de Breemstraat een zijweg in westelijke richting. Die weg werd circa 1840 Putweg genoemd, omdat er zich langs de weg inderdaad een drietal waterputten bevonden. Bij ons verder onderzoek stelden we vast dat de weg zich in een gebied bevindt (of er toegang toe verleent) dat een kwarteeuw geleden werd opgenomen in een ruilverkavelingsproject. Bij die gelegenheid werden in 1971 tal van opmetingen verricht en vervolgens de tracés van enkele binnenwegen bepaald zoals zij nadien zouden tot stand komen. Opmerkelijk daarbij was dat enkele wegen verdwenen, die midden vorige eeuw bestaansrecht hadden verworven . Men kiende een wegennet uit dat in sommige zones leek op dat uit de zeventiende eeuw. Ook de functie van de Putweg werd herzien. Voorheen bereikte men via deze weg de Dreef in een omgeving waar later een manège verscheen. De achterste helft van de vroegere Putweg werd afgeschaft en hij sluit nu aan met een ruilverkavelingsweg die de Kuipstraat achteraan verbindt met de Dreef op slechts 175 m van de Krapstraat. Die ruilverkavelingsweg volgt het tracé van een veldweg zoals die meer dan driehonderd jaar geleden bestond.

Voor de naamgeving van deze zijweg kan de oude naam Putweg natuurlijk niet worden behouden, daar er reeds een gelijknamige straat is te Opstal. Aan de rechterzijde begrenst onze betrokken weg het toponiem Gersmeirevelt, dat we op een andere plaats in ons landboek aantreffen als Schafmeireveldt. Links langs de weg was er eerst de Visgracht en achteraan het Quaetkerckhof. Van deze toponiemen lijkt ook ons Visgracht het geschiktste voor een nieuwe straatnaam, temeer dat op het perceel met die naam de laatste jaren een nieuwbouw werd opgericht.

Vissersstraat

Meer info volgt...

Vitsplas

De naam Bockxheide had aanvankelijk betrekking op de straat nagenoeg haaks op de huidige Handelsstraat (Malderen). Ze sloot aan bij de Malderense Boeckxheide. Volgens de wegenatlas van Opdorp uit midden vorige eeuw werd de verbinding van de Boksheide met de Brusselmansstraat (in de volksmond >t Ingelant) destijds Vitsplaswegel genoemd omdat hij naar het toponiem Vitsplas leidde. De naam Vitsplaswegel gold niet alleen voor het thans bebouwde straatje, maar ook voor de verlenging naar het westen tot de spoorwegonderbrugging.

De nieuwe regeling herwaardeert een toestand van weleer wanneer we nu de verlenging van de Brusselmansstraat langsheen de spoorweg en tot de grens met Malderen eveneens tot de Brusselmansstraat rekenen.

Vitsstraat

Als er nu in Opdorp één straat is met een verkeerde naam, dan is het wel de Vitsstraat ! Moest Ter Palen vroeger hebben bestaan, het zou geen waar geweest zijn.

Dit heeft te maken met het feit dat de “Vitsstraat” zoals ze nu bestaat, nog niet zo oud is.

Ten eerste was er geen binding met het Brabantse Buggenhout en gingen we daar al niet zo veel naartoe als naar onze moederparochie Malderen. Ten tweede gingen we naar Buggenhout niet zoals nu. We vertrokken wel via de Vitstraat, maar dan ging het via de Brusselmansstraat en de Beekstraat richting Buggenhout.

Vroeger noemde het traject Dries tot aan het begin van de Brusselmansstraat: het Vestjen. Nog daarvoor was het Slogiestraat vanaf  de Dries tot aan ’t Slaige. Van ’t Slaige tot aan de Beekstraat werd het dan Bovenstrate.

Het vervolg van de Brusselmansstraat werd aangeduid met ‘t sheerenstrate.

In feite was de Vitsstraat de belangrijkste straat van Buggenhout naar Malderen. Meer nog, het was een onderdeel van de weg van den Briel (= gedurende eeuwen heel belangrijk als de enige Brabantse haven aan de Schelde) naar het Brabantse Grimbergen.

De Vitsstraat was de naam voor het tracé vanaf de Kerkstraat zo richting Opdorp, maar aan de scherpe bocht ging het tracé rechtdoor (stuk van de huidige Beekstraat) en daar waar de Beekstraat naar links, richting Opdorp, kromt, ging het tracé nog rechtdoor naar het Vitsbos en de Vitsplas. Het is moeilijk in te beelden, maar het veldwegje dat de hoek van de Beekstraat met de nieuwe verkavelingsbaan langs de “route” is nu een snipperpad van nog geen 2 meter breed, maar was ooit een onderdeel van de straat waar het meeste handelsvervoer op was. In 1870 werd besloten om deze veldweg, het achterste deel van de vroegere Vitsstraat van 10 meter op 6 meter te brengen.

Vanaf de hoek Vitsstraat/ Beekstraat vertrok er wel een voetpad” de Opdorpse weg” dat een verkorting was richting begin Brusselmansstraat. Het zou echter tot 1967 duren vooraleer dit een brede baan werd met 2 betonvakken. Zo kwam er immers een ideale verbinding tussen Buggenhout en haar nieuwe (sinds 1965) fusiegemeente. De nieuwe straat zou vanaf 1968 als verlenging van de Vidtsstraat worden aanzien, en na de afschaffing van de naam Vestjen in 1971, de Buggenhoutse Kerkstraat verbinden met de Opdorpse Dries.

Pittig detail : de Opdorpse weg waarvan hierboven sprake was een klein paadje waar amper 2 fietsers met moeite konden passeren. Aan het brugje over de Opdorpse beek (voor die van Buggenhout) / Buggenhoutse beek (voor die van Opdorp) was slechts één leuning nl die bekostigd was door Opdorp; die van Buggenhout ontbrak …

Vlasroot

In de tweede bocht van de Bovendonkstraat is er rechts een zijweg die toelaat de woning nummer 90 te bereiken. Midden vorige eeuw werd de weg in de wegenatlas opgenomen onder de naam Peer Aertsweg. Vermoedelijk had men nood aan een specifieke naam en koos men gewoon voor de naam van iemand die de weg regelmatig gebruikte. We vonden echter niemand met dergelijke naam die in de eerste helft van vorige eeuw langs de Bovendonkstraat zou hebben gewoond.

Mede door de late rooiing van het bos de Settingh bleek de betrokken weg slechts van zeer plaatselijk belang. Hij werd alleen gebruikt door landbouwers die akkers hadden te bewerken tussen de Bovendonkstraat en de Zittingsweg.

Na het dwarsen van de Zettingbeek kon langs deze weg destijds ook gemakkelijk Vlassenroot worden bereikt. Dit was een van de zeer weinige toponiemen in de buurt en waarmee enkele percelen werden bedoeld die langs het zuiden werden begrensd door een gelijknamige langwerpige put of poel. Aangezien er tot omstreeks de laatste eeuwwisseling te Buggenhout aan vlasteelt werd gedaan, is het best mogelijk dat de waterput ooit voor het roten van het vlas werd gebruikt en naar die benuttiging werd genoemd. In ons landboek (1690) was Vlassenroot reeds een gekend toponiem en nam de put, die mede de Tontbeek voedde, nog een aanzienlijk deel van de aanliggende percelen in beslag. Vermoedelijk is men met het verdwijnen van de vlasbewerking uit ons gewest ook de put als overbodig geen beschouwen en werd hij geleidelijk gedempt. Aangezien de omgeving van de betrokken weg voor zover ons bekend nooit speciaal in de belangstelling kwam, en ook wegens de karigheid aan plaatselijke toponiemen, menen we dat Vlasroot een verantwoorde naamkeuze is. De weg leidde immers naar dat toponiem, dat tegelijk nog herinneringen oproept aan de goede oude tijd van onze voorzaten. Het was de periode waarin vlasbewerking furore maakte, maar… er met hard zwoegen al bij al zeer weinig was te verdienen.

Vlasstraat

Vogelzangstraat

Vossenhol

Volgens het decreet van 28 januari 1977 valt de naamgeving van straten en pleinen onder de bevoegdheid van de gemeenteraad wiens voorstellen voor goedkeuring aan de hogere overheid zijn voor te leggen.

De naamkeuze is echter niet vrij. Er zijn bepaalde voorschriften te volgen. Zo dient men bij de naamgeving bij voorkeur te putten uit gegevens van de plaatselijke geschiedenis, het kunst- en cultuurleven, de toponymie en de volkskunde. Een van de andere voorschriften is dat straatnamen die onaangename associaties oproepen moeten worden geweerd.

De straat met de nieuwe straatnaam die hier aan de beurt komt is gelegen in het uitgestrekt toponiem de Leenen, van Driehuizen tot Nieuwstad, maar als gekneld tussen de Spiedamstraat en de grens met Malderen. Het is dan ook niet te verwonderen dat onze verre voorzaten, bij gebrek aan een kadaster, behoefte hadden aan bijkomende plaatsnamen om sommige zones in het landschap preciezer te kunnen lokaliseren.

In 1572 was de Leenen nog een heidegebied, maar werden sommige reeds verkavelde grondpercelen toch nader bepaald. Zo vonden we vermeldingen als o.a. een bunder heyden aende voshoelen gelegen. Vermoedelijk gaat het om een plaats waar ooit vossen huisden of werden waargenomen. Midden vorige eeuw schreef men niet meer voshoelen, maar werden in de wegenatlas van Opdorp in de zone nabij Driehuizen twee veldwegen vermeld die respectievelijk Vossenhollos en Vossenholstraetje werden genoemd. De Vossenhollos was toen nog een baantje van slechts tachtig meter lengte. Het was pas nadat de jonggehuwden Eduard Teck en Clemence Lemmens juist voor de Eerste Wereldoorlog even verder in het veld een eerste woning lieten oprichten dat het baantje werd doorgetrokken.

Was Vossenhol voorheen het toponiem gebleven voor een omgeving waarmee slechts de landbouwers uit de buurt vertrouwd waren, dan zorgde de bebouwing en bewoning ervoor dat de zone voor niemand te Opdorp onbekend bleef. Het feit dat de eerste bewoner, die met het Vossenhol werd vereenzelvigd, tijdens de Eerste Wereldoorlog door de bezetter werd opgeëist en naar Duitsland afgevoerd, was aan dat alles niet vreemd. Eduard kwam in 1917 met een gebroken gezondheid terug en overleed kort nadien, wat uiteraard grote beroering verwekte in de Opdorpse gemeenschap.

Het opnemen van Vossenhol in onze nieuwe lijst van straatnamen is in feite niets anders dan het officieel erkennen van een naam waaronder de buurt reeds lang bekend is en die ook toponymisch is te verantwoorden.

Warande

Dankzij een plan dat door landmeter C. Everaert in 1766 werd opgemaakt in opdracht van de eigenaars van het kasteeldomein, konden we voor het eerst het toponiem Warande situeren. Daar bij het opstellen van ons landboek in 1690 de goederen van de heer van de heerlijkheid buiten beschouwing werden gelaten, zal men in dat werk Warande ook vruchteloos zoeken. De Warande had een oppervlakte van meer dan veertien dagwand en was gelegen naast het eigenlijke kasteeldomein. Zij werd langs het oosten begrensd door een dreef die we in onze dagen kennen als Bosdreef. De straat die in de toekomst Warande zal worden genoemd vormde ooit een deel van de westergrens van dat gebied.

Warande doet denken aan een wandelpark en misschien werd de betrokken zone ook aangelegd met die bestemming. In de achttiende eeuw werd zij daarvoor alleszins niet meer gebruikt. We vonden haar slechts gebruikt voor het kweken van jonge boompjes. Blijkbaar was hiermee de bewoner van de kasteelhoeve belast, althans voortgaande op de door hem ingediende rekeningen voor de aanschaffing van mest voor de warande. Wellicht kweekte men er zelf het nodige om nadien ter vervanging van gerooide bomen in het bos te worden uitgeplant.

We weten dat omstreeks 1770 de erfgenamen uit het geslacht de Bournonville in een langdurig proces met onze dorpsoverheid waren gewikkeld, over het al of niet bijdragen in de dorpsbelastingen waarvan de heren van de heerlijkheid voorheen waren vrij gebleven. Het proces werd circa 1775 in het nadeel van de adellijke familie beslecht, met als gevolg dat zij de interesse voor haar goederen te Buggenhout verloor en alles te koop stelde. Tussen 1776 en 1777 wisselde de heerlijkheid, en dus ook de Warande, een paar keer van eigenaar om in dat laatste jaar definitief te worden verworven door prins d’Ongnyes van Grimbergen.

Vermoedelijk waren die verwikkelingen de oorzaak ervan dat de planterij werd verwaarloosd. In ieder geval was omstreeks 1777 meer dan de helft van de Warande een bos geworden, waarmee niets meer was te beginnen dan het te rooien. In 1780 werd langs de zuidzijde een boswachterswoning opgetrokken en langs de noordzijde, begrensd door de Bosstraat, werd datzelfde jaar een groot gedeelte van het gerooid bos verkocht. Ook het vroegere kasteel was in 1780 reeds gesloopt en in 1781 ging de verkoop van wat eens de Warande was geweest voort.

Met de straatnaam Warande wordt niet alleen herinnerd aan een plaatselijk toponiem, maar ook aan een planterij tot verzekering van het bosbestand die bijdroeg tot een economisch beheer van het toen nog zeer uitgestrekte ‘s Heerenbosch.

Wauwerbroek

Langs de Bosstraat is er links een zijweg die ogenschijnlijk slechts naar een boerderij op meer dan honderd meter van de straat leidt, alhoewel er zich enigszins verdoken nog een tweede woning bevindt. Ter plaatse werd midden vorige eeuw een eerste boerderij opgericht door Jacobus Keppens. Jacobus was een zoon van Jan Baptist Keppens en Maria Haverals en werd mogelijk tot die vestiging aangespoord door zijn verwanten, het echtpaar Haverals-Aerts, die in dezelfde periode in de omgeving eveneens met een afgelegen boerderij waren begonnen, maar dan langs de Malderschenweg (nu Spoorwegstraat).

De boerderij Keppens was aanvankelijk slechts te bereiken langs de Keppensputweg, een baantje in de verlenging van onze huidige Maalderijstraat. Pas na de Eerste Wereldoorlog verbond men de boerderij rechtstreeks met de Bosstraat. Vandaar dat men zich voor de huizennummering van de hoeve en de erachter liggende bescheiden woning, zelfs nog in het bevolkingsregister 1921-1930, steeds steunde op de vroegere bereikbaarheid.

De families Keppens en Averhals sloegen de handen in elkaar en mogen worden beschouwd als de ontginners van het twintig dagwand grote Wauwerbroeck dat zich rond de hoeve Keppens uitstrekte. Ooit betrof het een bebost gebied met een paar putten of poelen. De naam laat evenwel vermoeden dat er ook wouw werd aangetroffen : een plant waarvan de bloemen vroeger werden gebruikt om eruit een verfstof te bereiden. Het laatste overblijfsel kreupelbos van wat in de volksmond de Waaienbroeken werd genoemd zou er eerst na de Tweede Wereldoorlog worden opgeruimd.

Ook hier verwijst de nieuwe straatnaam Wauwerbroek naar een oud toponiem en een bodemgesteldheid waarin anderhalve eeuw geleden verandering werd gebracht.

Weide

Weiveld

Wiesbeek

Willekooi

Deze zijstraat was ooit een van onze vele kerkwegen. Voor 1690 verbond de weg ons vroeger Weiveldkapelletje met de omgeving van het Schaliënhuis. Vermoedelijk was het een belangrijke verbindingsweg en de rechtstreekse weg naar de buurt van Koudehaard, vermits het achterste gedeelte van onze Stationsstraat nog niet bestond. Door de spoorwegaanleg in 1836 werd echter niet alleen het kapelletje gesloopt en herbouwd op een andere plaats, ook het tracé van de aloude weg diende ter plaatse licht te worden gewijzigd.

Het kan misschien verwondering wekken, maar de straat van het vroegere kapelletje, nu een spooroverweg, in de richting van de Weiveldmolen was midden vorige eeuw nog een gewone aardeweg en de zijweg die ons bezighoudt behoorde toen nog tot de verbindingsweg tussen Hooilaart en het kruispunt Hanenstraat-Bovendonkstraat. Het was naar dit laatste kruispunt dat heel het traject van de weg Weyveld gat werd genoemd. Zoals reeds vroeger geschreven, waren Weiveldgat en Braekeleiregat gewoon twee tegenover elkaar liggende zones en namen waarvan de molenaar (oorspronkelijk in het midden van het uitgestrekte Weyvelt) zich bediende om bepaalde windrichtingen te verduidelijken.

De weg die ons nu interesseert kruiste juist voorbij het achterste van de op heden bebouwde percelen een vroegere molenweg. Deze laatste liet de bewoners langs de Hauwerstraat toe vlug de Weiveldmolen te bereiken en werd in onze vroegste wegenatlas opgenomen onder de naam Willekaey weg. Hij werd zo genoemd naar het oude toponiem Willequoy, een uitgestrekt gebied in het verlengde van onze huidige Kruisbaan. Waarschijnlijk betrof het een zone waar na het rooien van de bossen de grond moeilijk te bewerken was gebleven. Dat die molenweg destijds zeer belangrijk was bewijst het feit dat er zelfs een aparte overweg werd voorzien die, samen met een paar andere overwegen, door de Staatsspoorwegen pas op 9 juli 1864 werd afgeschaft.

Aangezien het vroegere Schaliënhuis ondertussen alle betekenis heeft verloren en onze betrokken zijweg is te beschouwen als een aftakking van genoemde molenweg, menen we dat met “Willekooi” toch nog herinneringen worden opgeroepen aan plaatselijke toestanden die nu reeds ver achter ons liggen.

Zeveneikenstraat

Laat ons voorafgaand eraan herinneren dat met de naam Hoogweg oorspronkelijk geen straat werd bedoeld, maar dat het de naam was van een uitgestrekte kouter. Het gebied noemde men achtereenvolgens Hoywegh, Hooweg, Hooge Weg en Hoogweg en was aanzienlijk groter dan de zone tussen de huidige straten Hoogweg en Vierbunderstraat. Ook de velden tussen de Vierbunderstraat en het toponiem den Akker maakten ooit deel uit van de Hoogweg. De twee voornaamste wegen door dit gebied waren diegene die het einde van de Lijneveldstraat verbonden, enerzijds met het dorp en anderzijds met het spoorwegstation van Malderen. Daar de belangrijkste verbindingsweg tussen Opdorp en Malderen gedurende eeuwen het tracé volgde van Houtenmolenstraat en Nieuwstad, bleven de wegen dwars door Hoogweg slechts zeer gewone aardewegen. Tot circa 1850 was het voorste gedeelte van de weg naar Malderen-dorp gekend als Vierbunderstraet en de volgende helft als Groote Kauterstraet. In 1849 werd door de gemeentebesturen van Steenhuffel, Malderen, Opdorp en Sint-Amands besloten het dorp van Steenhuffel door een steenweg te verbinden met de provinciale steenweg Dendermonde-Mechelen. Dat werk begon spoedig en nadien kreeg het kasseitje te Opdorp de naam Hoogweg. Zo bleef het tot er in de gemeenteraadszitting van 23 februari 1965 (of dus onmiddellijk na de fusie) werd besloten om opnieuw op de bijna vergeten naam Vierbunderstraat beroep te doen.

Midden vorige eeuw bleef de weg van de Lijneveldstraat in de richting van het spoorwegstation te Malderen zijn oude naam behouden. Volgens de wegenatlas van Opdorp bleef het Zeven Eekestraet , vermoedelijk omdat er ongeveer halverwege de weg zeven eiken het vlakke landschap als het ware beheersten. Ook deze aardeweg werd gekasseid. Hiertoe besliste de gemeenteraad in zitting op 5 maart 1864. De werken aan de 806 meter lange weg werden begroot op 7950 frank, maar waren in 1866 nog niet beëindigd. Werden toen de zeven eiken gerooid omdat zij een hinder vormden? Wellicht niet, maar na het voltooien van de straatwerken vonden we Zeven Eekestraet niet meer vermeld en werd het ook daar Hoogweg. Hierdoor verkreeg men eigenlijk twee straten met dezelfde naam, waaraan men zich te Opdorp gedurende een eeuw niet stoorde. Aan afzonderlijke namen was er overigens geen behoefte, want langs beide straten zou men nog tientallen jaren moeten wachten voor bebouwing.

Aangezien er ondertussen precies halverwege de Hoogweg een zijstraatje is bijgekomen waarvoor een naam wordt vereist, kan ons weinig beletten om, zoals bij het heropvissen van Vierbunderstraat, ook hier opnieuw beroep te doen op de vroegere naam uit de omgeving.

Zevenkoten

Dit zijstraatje, links langs de Hauwerstraat, kwam tot stand in één perceel dat ooit aan Adrianus Franciscus Matthijs toebehoorde. Deze laatste overleed in 1837 en nadien werd het perceel versnipperd onder zijn zeven kinderen die er allemaal een zeer bescheiden woning lieten oprichten. Vermoedelijk wegens de aard van deze aanvankelijke woongelegenheden wordt de omgeving reeds sedert generaties gemeenzaam de Zevenkoten genoemd. Ter plaatse is er geen oud toponiem beschikbaar. Alhoewel de huidige bebouwing niet meer herinnert aan de vroegere levensomstandigheden menen we het eigenlijke zijstraatje Zevenkoten te mogen noemen.

Zittingsweg