1926 - 2014
Tovenaars bestaan niet …
Antoon, jij kon met verf en penseel, met kleuren allerlei een droomwereld op doek brengen. Een zicht op wat er in je omging, vorm geven. In je schilderijen en werken kwam je jeugd weer tot leven. Een idyllisch zicht, ontegensprekelijk Buggenhout, maar waar? Alleen jij zag het echt, en bracht het voor ons in kleur bij elkaar. En doorheen je werk bracht je meteen hulde aan je voorgangers. Je keek, je deed en je creëerde. Met een wenk naar het verleden, in het heden en boodschap voor de toekomst. Waar met al dat moois naartoe in de toekomst? Je bracht het allemaal samen. Jij kon toveren met je penseel.
Antoon, jij kon met woorden een hele droomwereld voor ogen brengen. Als je jouw verhalen las, kwam een gans decor weer tot leven. Je vertellingen gaven vorm aan wat in je omging. In een zweem van nostalgie om wat verloren ging en kapot werd gemaakt, spatten de geuren en kleuren uit de tekst. Je fratsen uit de kinderjaren, je dromerig zweven in de zomerse vakantiedagen, je diepe verdriet om wie je ontvallen was, je stil luisteren naar land, veld en vogel. Je vertelde, in de goede Vlaamse traditie, over wat er op en boven de aarde is. Eenvoudig en raak. Jij kon toveren met je pen. Antoon, je bracht letters samen. Je beroep was je eer. Je bleef trots om je plichtsbewust vervullen van je taak. Je genoot er zichtbaar nog steeds van om al die afzonderlijke letters samen te brengen in een groot geheel. Stiptheid. Correctheid. Verantwoordelijkheid. Geen dorre, droeve begrippen, maar je dagelijkse streven. Alles mooi op de plaats. Puntjes op de “i”. Jij kon toveren met letters.
Antoon, taal was voor jou geen gebruiksvoorwerp, taal behoorde tot de rijkste schat die de voorvaderen hadden doorgegeven. Je lette erop een zorgvuldig verzorgde taal te spreken, zonder je diepe wortels in de Brabants-Buggenhoutse leem te vergeten. Het dialect fascineerde je. De taal bewoog je. Je zocht woorden, je bracht ze samen en je speelde met klank. Je poëzie, ofschoon je dit dure woord niet op je kleine hersenspinsels zou toepassen, bracht een klankgenot met daarachter die diepe betekenissen: eerbied voor het leven, eerbied voor de taal, eerbied voor de traditie. Jij kon toveren met taal.
Antoon, achter al je werken, achter al je creëren, achter al je betrachtingen bleef er één constante, en dat heb je ook in je beroep geleerd: de mens is maar een lettertje in het geheel. Wat is zo eenvoudig op aarde, dat wij, mensen, het ten volle kunnen doorgronden? Wat is zo onbeduidend, dat er niets méér achter zit? Een akker of een kerk, een zonoverspoelde dag of een mistige winteravond, in alles zag je de hand die alles gemaakt heeft. Je zag hoe velen niet zien: verder en beter. Je zag naar boven. Je kon toveren met je ogen. Antoon, je leefde in diepste verbondenheid met de bodem die je “thuis” noemde, met je voorvaderen, in bewondering voor wat zij verwezenlijkten. Je keek rond en zag de wegwijzers naar het verleden. Alleen diep respect voor wat ons overgeleverd werd, kan bijdragen tot een begrip van heden en een hernieuwd besef naar morgen toe. Samen dragen, samen leven, samen brengen. Het volk is daar waar je hart is. Onverstoorbaar kabbelt het voort, met jou erin. En als bijzonderste plaats was er je familie. Je toverde het liefst voor hen.
Nu, als de handen die kleur brachten, de mond die verhalen bracht, de vingers die tekst brachten, de ogen die zoveel zagen, zijn verstomd en roerloos geworden, zouden we van je nog zoveel willen vragen: kleur, vorm, klank, maar we beseffen …
niemand kan toveren …
Je bent daar , daar waar het goed is, daar waar zij ook is, je Karlientje.