1929 - 2020
Zeg, dat dinge dau, allez, ik zèn nie t’akkoot hé. Een stem. Een man. Vlug en kordaat. Wandelschoenen. Louis Van den Breen.
Louis was één van de actieve medewerkers van de Heemkring van het eerste uur, medeoprichter van de VZW en auteur van een aantal artikels, en een tijd bestuurder en secretaris.
Louis wist véél. Overal waar hij kwam, was er iets te vertellen. Die familie heeft dat stuk land en deze familie heeft dit, en tijdens de oorlog zo en zus. Louis wist het. Hij trok zijn ogen en oren open, en die kennis van dorp en streek stapelde zich op. Hij voelde zich ermee verbonden, en dat uitte zich in respect voor de voorzaten. Zijn stamboom bracht hem tot de heemkunde. In het tijdschrift van Ter Palen pende hij een aantal bijdragen over familiegeschiedenissen.
Louis deed véél. Overal waar het hem gevraagd werd, deed Louis. In de basisschool St.-Vincentius, de Vastenvoettocht, en waar nog meer? Vanalles, zonder veel woorden. Ah, dat moet gedaan worden? Dan doe ik dat. Daarvoor had Louis geen zeven vergaderingen nodig. Een woord is een woord. Een bevolkingsregister afschrijven? Geen probleem. Klaar. En de tweede helper is nog niet begonnen? Dan doe ik dat ook. Klaar. Volgende. Louis deed, en wat hij deed, moest vooruit gaan.
Het strekt de Heemkring tot eer dat op het overlijdensbericht van Louis zeer prominent staat vermeld: “Medeoprichter van Heemkring Ter Palen”. Want heemkunde en de kring, dat bleef hem nauw aan het hart liggen. Nauwgezet volgde hij alles op, met argusogen, als buitenstaander. Want het bestuur, dat was op een gegeven moment zijn ding niet meer. Maar hij bleef kijken en het was t’akkoot of niet t’akkoot.
Principieel, een woord is een woord, de rechte lijn. Niet onverzettelijk, want na een voldoende uitleg kwam van de niet t’akoot een t’akkoot. Klaar, gedaan werk. En hij kwam er niet meer op terug. Niet altijd makkelijk, principes. Niet voor jou, die ze hanteert, en niet voor hen die samenwerken met jou. Maar wel duidelijk.
Louis, we gaan er geen zever over verkopen. Daarvoor hebben we geen tijd. Op doodsbeeldekens wordt van tijd nogal wat onzin neergeschreven. Het waren allemaal heiligen, of ’t scheelt niet veel. T’akkoot? Als je de tekst leest van uw eigen prentje, dan is het toch wel recht door zee? En dan komt er toch die fonkeling in uw ogen en die grimas op uw lippen. En is het t’akkoot?